Groeten van collega motorrijders

lekker blijven zwaaien, expres niet terugzwaaien is gewoon kinderachtig, en iedereen die ik ken die niet motorrijd is gewoon jaloers dat er niet naar hun gezwaaid word :W :W :W
 
Laatst bewerkt:
Als ik ook maar het geringste vermoeden heb dat de motor wordt gebruikt voor woon-werk verkeer:.................. :W
 
ik zwaai naar mede motorrijders mits ze in pak rijden en dus geen sjonnies in spijkerbroek, mooie dames, oude baasjes, de schapen in de wei, de golven op het ijsselmeer en naar de flitsers aan de andere kant vd weg :W
 
ik zwaai naar mede motorrijders mits ze in pak rijden en dus geen sjonnies in spijkerbroek, mooie dames, oude baasjes, de schapen in de wei, de golven op het ijsselmeer en naar de flitsers aan de andere kant vd weg :W

Ah, een principiele zwaaier :Z

Ik zwaai wel naar jou hoor :W
 
enkel een handje net iets naast het handvat houden en een wijsvinger recht uitsteken, word bedoeld met zwaaien, ik ga niet uitbundig zitten zwaaien als ik iemand zie, gewoon een groet, is genoeg. verder trek ik me niet echt aan wat iemand anders (autorijders oid) van me vinden en van het gegroet. kweet niet hoe dat bij jou zit ?

Denk dat dat het probleem van TS is,
dat ie gewoon in veel gevallen niet ziet dat er wel gezwaaid wordt...

Ik, BMW rijder :P , zwaai als het even kan altijd.
Er zijn echter nogal wat momenten dat ik het beter vind om beide handen aan het stuur te houden:
- filerijden,
- flinke regenbui,
- donker (geen lantaarnpalen), want dan zie je het toch niet.
- boven de 160.
 
Laatst bewerkt:
Mijne is beter :+ :



De duozit van de motorfiets is net hoog genoeg om over mijn broers schouder te kijken.
Die duozit was mijn troon. Mijn broer en ik reden over vele achteraf wegen, kijkend naar degene die we nog niet gehad hadden. Rijden op deze wegen gewoon om te kijken waar je uitkomt.
Nooit met haast, gewoon op tijd voor het eten thuis.
Ik weet nog dat we over een achterafweggetje reden,gezeten op mijn troon, kijkend naar de bomen die voorbij flitste, het gevoel van de trillende, ronkende motor als van een erg tevreden kat. Een motorrijder kwam ons over de heuvel tegemoet en terwijl hij voorbij kwam liet mijn broer zijn gehandschoende hand van het stuur los en gaf een groet. De andere motorrijder groette terug met hetzelfde vriendelijke gebaar van zijn linkerhand.
Ik tikte mijn broer op zijn schouder, wat het teken was dat ik hem iets wou zeggen, hij draaide zijn helm schuinweg, terwijl hij zijn ogen op de weg hield.
Ik schreeuwde, "kennen wij hem?"
"Wat?" schreeuwde hij.
"Je zwaaide naar hem. Wie was dat?"
"Geen idee. Gewoon een motorrijder. Dus zwaai ik"
"Hoe dat zo?"
"dat doe je gewoon. Is belangrijk."
Later, na de koffie met appelgebak, vroeg ik mijn broer waarom het belangrijk was om naar andere motorrijders te zwaaien. Mijn broer probeerde me uit te leggen dat het zwaaien een stukje kameraadschap is en een stukje wederzijds begrip wat het is om motor te rijden. Hij zocht naar de woorden om te beschrijven hoe bijna alle motorrijders worstelden met dezelfde dingen zoals regen, kou, hitte, automobilisten die je niet zien, maar dat rijden puur plezier is.
Ik was erg jong toen en ben er niet zeker van dat ik werkelijk begreep wat hij mij probeerde uit te leggen, Maar het was een begin. Later zwaaide ik altijd als we andere motorrijders passeerden.
Ik herinner me nog een koude Oktobermorgen, de wolken donker en zwaar, een teken gevende dat de winter over de horizon lonkte. Mijn broer en ik zaten warm en droog in de auto op weg naar een vriend. Na een bocht zagen we een motor staan aan de zijkant van de weg. Even verder zagen we de motorrijder door de berm zoekend en al lopende het kleine beetje vorst op het gras verstoren. Mijn broer stopte en reed achteruit tot waar de motor stond.
Ik vroeg hem, "Wie is dat?"
"Geen idee," was het antwoord, "maar het ziet er naar uit dat hij wat kwijt is, misschien kunnen we hem helpen."
We lieten de auto staan en wandelden door het hoge gras in de berm naar de motorrijder. Hij zei dat hij onder het rijden aan zijn handschoen rommelde en hem toen verloren was. Met zijn drieen hebben een aardig tijdje gezocht in die berm, maar al wat we vonden waren twee lege blikjes en een plastic waterflesje.
Mijn broer draaide zich om en liep terug naar de auto en ik volgde hem. Hij deed de kofferbak open en gooide de blikjes en het flesje in een kartonnen doos waar we altijd onze rotzooi ingooiden. Hij rommelde wat tussen wat olieblikken en een fles ruitensproeiervloeistof en vond een oud stel verfrommelde bruine leren handschoenen, Mijn broer streek ze wat glad en vroeg aan mij ze even vast te houden. hij bleef verder zoeken tot hij een oude catalogus vond.
Ik begreep waarom mijn broer de handschoenen had gepakt, maar ik had geen idee wat hij met de catalogus wou doen. We liepen terug naar de motorrijder die nog steeds aan het zoeken was in de berm.
Mijn broer zei, "hier zijn een paar handschoenen voor je . En ik heb een oude catalogus voor je."
"Dank je wel!"zei hij. Dit waardeer ik zeer" Hij reikte naar de binnenzak van zijn jasje en trok er een oude portemonnee uit
"Laat me je wat betalen voor de handschoenen," zei hij en trok al wat biljetten uit zijn portemonnee.
"Nee dank je wel" zei mijn broer, terwijl ik de handschoenen aan de man gaf. "ze zijn al oud en eigenlijk niets meer waard."
De man lachte. "Dank je wel." Hij trok de handschoenen aan trok de rits los van zijn jasje.
Ik zag dat mijn broer de motorrijder de catalogus gaf, en dat de man deze onder zijn jasje schoof. Hij schudde en schoof tot de catalogus in het midden en hoog genoeg onder zijn jasje zat en trok zijn rits weer vast. Ik herinner me nog dat ik met mijn hoofd knikte, eindelijk begreep ik waarom mijn broer de man de catalogus had gegeven, het zou hem iets warmer houden. Na de motorrijder succes te hebben gewenst, liepen mijn broer en ik weg terwijl de motorrijder zijn motor startte.
Twee weken later, kwam de motorrijder naar ons huis en gaf mijn broer zijn handschoenen terug. Hij had het adres achterop de catalogus gevonden. Mijn broer, en de motorrijder gaven me het gevoel dat het de normaalste zaak van de wereld is onder motorrijders dat mijn broer gestopt was en de man de handschoenen en de catalogus gegeven had. En dat de man het de normaalste zaak van de wereld vond dat hij ze terugbracht. Voor mij was het een subtiele les.
Het was voorjaar, een jaar later, toen ik gezeten op mijn troon, de weilanden voorbijtrekkend twee motorrijders ons tegemoet zie komen. Terwijl ze voorbijkwamen zwaaiden zowel mijn broer als ikzelf, maar de andere motorrijders hielden hun blik strak op de weg en leken ons niet eens op te merken. Ik weet nog dat ik dacht, ze moeten ons gezien hebben aangezien ons zwaaien nogal enthousiast geweest was. Waarom zwaaiden ze niet terug? Ik dacht dat alle rijders naar elkaar zwaaiden. Ik tikte mijn broer op zijn schouder en gilde tegen zijn helm.
"Waarom zwaaiden ze niet?"
"Geen idee. Soms zwaaien ze niet."
Ik weet nog dat ik erg in de war was. Waarom zou je niet terugzwaaien
Later die zomer, ik was net twaalf geworden en was al lerende hoe je met een motor moest rijden. Ik heb vele avonden op de stille weg naast ons huis gestaan, kickend en kickend om mijn broer zijn motor te starten. Als ik de motor gestart kreeg liet ik geconcentreerd de koppeling opkomen en met precies genoeg gas reed ik vloeiend een eindje weg, proberend mijn voeten op te trekken en het voorwiel recht te houden. Een eindje verder op de weg gaf ik een diepe zucht en begon weer opnieuw te kicken.
Een aantal jaren later, mijn broer was begonnen met circuitrijden, en ik was zijn racemaatje. We waren vele weekenden weg naar de diverse circuits. Dit waren de jaren van de 2-takt dominantie, van Kawasaki groen en 750 tweetakts.
Op een gegeven moment had ik andere interesses, ik haalde mijn motorrijbewijs en begon de achterafwegen in mijn eentje te ontdekken. Ik stopte als ik een andere eenzame motorrijder zag zitten, gewoon om te kijken of ik kon helpen. En ik bleef zwaaien naar andere motorrijders die ik tegenkwam.
Maar tegelijkertijd bleef het me bezighouden waarom sommige motorrijders niet terugzwaaiden, het gaf me een onbehaaglijk gevoel alsof je een hand wilt geven maar dat de ander zijn hand niet uitstak. Ik stelde vragen aan mijn vrienden over het zwaaien en praatte met andere motorrijders hoe zij daarover dachten. De meeste vertelden me dat zij gewoon vriendelijk zwaaiden als ze andere motorrijders tegenkwamen.
Toch kwam ik ook motorrijders tegen die me vertelden dat zij niet zwaaiden omdat ze vonden dat ze anders waren, dat ze een andere ?klasse? waren.
Een man vertelde me in bloemrijke taal dat hij ?niet zwaaide naar watjes.? Hij ging door dat zijn soort motorrijders een image hebben van hard, onafhankelijk, met een ik pik niets van niemand instelling en dat zij geen hulp nodig hadden of ze nou motor reden of niet.
Ik vermoedde dat er mensen waren die een motor kochten voor hun image, of om harder en onafhankelijker over te komen, maar ik dacht niet dat dat voor de meeste gold.
Mensen kopen een motor om verschillende redenen. Sommige vertellen direct welk merk het is , hoe duur hij was, en hoe hard de motor kon gaan. Sommigen zijn merkgebonden of ze nu een Harley, Kawasaki of ander merk hadden. Sommige mensen willen een image kopen of denken dat anderen dan anders over je gaan denken. Maar dat gebeurt niet, ze denken van wel, maar het KAN niet.
Toch is er een groep mensen die echt een ?groep apart?zijn. Zij waarderen de techniek en het ontwerp van de motoren waar zij op rijden. Hun motoren zijn een deel van wie ze zijn en hoe zij in het leven staan.
Zij hebben maling aan hoe anderen over ze denken, zij hebben maling aan of anderen weten hoeveel de motor gekost heeft. Zij kunnen geen woorden vinden wat het betekent om te rijden, maar ze weten het wel. Zij kunnen niet uitleggen wat het betekent om de acceleratie en de kracht onder zich te voelen, maar zij begrijpen het wel.
Er zijn rijders die hun motor parkeren, weglopen en plotseling stoppen. Ze draaien zich om en gaan terug. Zij zien iets als ze hun motor zien, wat jij misschien niet ziet. Iets complex, iets dat bijna geheim aandoet, meer gevoel dan weten. Zij zien hun passie. Het is een deel van hunzelf.
Dit zijn de rijders die weten wat het betekent als je zwaait naar andere motorrijders. Zij bewaren de zwaai.
Het symboliseert de connectie tussen motorrijders, en als ze je zien staan langs de kant van de weg, stoppen ze, en misschien vragen ze zelfs je naam,. Zij begrijpen waar je tegen opbokst, elke keer als je de motor pakt, de auto?s die je niet zien, degene die je snijden of bumperkleven, de kuilen in de weg. De regen. De kou.
Ik heb meer als 40 jaar rillend en zwetend op een motor gezeten. De meeste motorrijders die ik tegenkom geven me een vriendelijke zwaai. Ik vind het te gek als ik een jonge jongen op een ?kruisraket? voorbij zie blazen en zie zwaaien. Nieuwe rijders die de traditie voortzetten.
En ik blijf proberen om elke motorrijder een beetje dichter bij elkaar te laten komen door een simpele handbeweging van mijn gehandschoeide hand. En als ze niet terugzwaaien als ik mijn hand uitsteek in de wind als ik ze passeer. Dan lach ik elke keer iets meer. Ik denk dat ze zich vergissen in wie een "klasse apart" is.

Deze had ik nog nooit gequote, dus dat moet nu maar eens een keertje.

Overigens: Ik zwaai als het me uitkomt. Maar ik zwaai altijd naar mensen op de motor in korte broek, T-shirt en badslipperds. Dat zijn de echte helden in de winter.

:W
 
De motorrijdersgroet:

De oorsprong van de motorrijdersgroet ligt in het stenen tijdperk.
Er waren toen maar heel weinig motorrijders. Er waren nauwelijks verharde wegen en de wielen waren van steen.
Alleen echte bikkels verdroegen de ongemakken van het motorrijden.
Wanneer twee zulke bikkels elkaar tegenkwamen, stopten ze, stapten af en lieten elkaar de geopende hand zien, om zo te bewijzen dat ze er geen vuistbijl in hadden verborgen. Zo is de motorrijdersgroet ontstaan.

Winterrijders en softies (ook wel mietjes genaamd).
Onder dezelfde moeilijke omstandigheden zijn op de dag van vandaag nog de winterrijders onderweg.
Motorrijders zijn ofwel winterrijders of softies.
Softies kom je in April in het kantoor van de verzekeringsmaatschappij tegen, waar ze hun afgemelde bike weer aanmelden.
Winterrijders daarentegen rijden door. Hun aantal is gering.
Als twee winterrijders elkaar tegenkomen zijn ze heel blij en groeten. Vanaf April groeten winterrijders niet meer. Want winterrijders groeten geen softies.
Softies herken je daaraan, dat ze in de eerste weken van de lente wild en met twee handen alles groeten wat zich op twee wielen voortbeweegt.
Ze zijn zo opgewonden, dat ze vergeten dat iets verderop een bocht ligt.
Ze hebben altijd schoon ondergoed aan - je zou eventueel in het hospitaal kunnen belanden.

De verboden groet.
Het groeten door motorrijders is aan strenge regels gebonden en wordt door beginnelingen terecht als uiterst ingewikkeld ervaren.
Het is omgeven door allerlei geboden en verboden.
Het bekendste verbod luidt als volgt:
Groet nooit een tweewieler die minder als 250 cc cilinderinhoud heeft.
Zoiets is geen motor.
Wie uit nonchalance scooters of lichte motoren groet, staat voor schut en verliest zijn zelfrespect.

Een aparte categorie: Oldtimers.
Oldtimers worden in principe vriendelijk en vol bewondering gegroet ongeacht de cilinderinhoud.
Oldtimers worden meestal door technisch begaafde oudere heren bereden, de zogenaamde ouwe techneuten.
Die worden met respect behandeld. Kom je een ouwe techneut tegen, wacht je af of hij groet.
Vanaf de lente tot de herfst groeten velen niet omdat het winterrijders zijn - en winterrijders groeten geen softies.

Het groeten op de autosnelweg.
Niet geregeld en daarom eigenlijk niet bestaand is de cultuur van motorrijdersgroet op de autosnelweg.
Zelfs zeer ervaren motorrijders kunnen niet zeggen of men tegemoetkomende motorrijders over zes rijstroken en de middenberm heen, groeten moet.
Rij-technisch wordt het groeten een probleem bij het inhalen.
De klassieke linkerhand wordt door degene die ingehaald wordt, niet gezien. Groet je met de linkerhand voor het lichaam langs naar rechts, denken automobilisten dat je last hebt van een zwerm sprinkhanen of kramp in de onderarm.


De "Rossi-groet".


De "Rossi-groet" (zo plat mogelijk op z'n kant, een knie raakt het asfalt) geldt als zijnde zéér riskant.
In het algemeen wordt hij als bewijs van extreme stuurkunst gezien, maar het is aan te raden in ieder geval van tevoren schoon ondergoed aan te trekken (zie boven).
"Rossi-groet"-rijders rijden uitsluitend op het buitenste profiel en vergelijken met elkaar wie de scherpst afgesleten voetsteunen heeft.
Wie de kunst van de "Rossi-groet" niet beheerst en hem toch uitvoert, riskeert zijn allerlaatste, de zogenaamde "Gouden Groet".

Redenen waarom Harley-rijders niet teruggroeten.
1. De garantie vervalt als hij een niet Amerikaans product groet.
2. Met het dikke leer en de nieten krijgt hij zijn arm niet omhoog.
3. Hij groet uit principe geen rijders, die hun bike al geheel hebben betaald.
4. Hij is bang dat zijn stuur eraf trilt als hij het loslaat.
5. De rijwind zou de nieuwe tatoeages eraf kunnen blazen.
6. Hij heeft een eeuwigheid nodig om aansluitend, vanwege de vibraties zijn handvat weer terug te vinden.
7. Hij kan niet onderscheiden of de ander groet of zijn oren dichthoudt.
8. Hij heeft vanwege de vibraties klittenband tussen handvat en zijn handschoen.
9. Hij heeft zojuist in het economisch gedeelte van de krant gelezen, dat Honda voor 60% participeert in Harley.
10.Sedert de openbare verkoop van zijn vorige Harley haat hij alle mensen die een hand opsteken.
11.Zijn Bangkok-Rolex zou nat kunnen worden.
12.De linkerhelft van zijn stuur zou gejat kunnen worden.
13.De linkerhelft van zijn stuur werd reeds gejat en nu houdt hij zich aan de kilometerteller vast.
14.Hij houdt met zijn linkerhand zijn rechterspiegel vast om te voorkomen dat die er af trilt.
15.Hij heeft twee handen nodig om met zijn vingers de volgende afbetaling na te tellen.
16.Hij poetst net zijn chromen luchtfilterdeksel.
17.Als hij maar met één hand zijn stuur vasthoudt gaat ie op z'n bek.

Redenen waarom rijders van een Gold Wing niet groeten.
1. Volgens het Honda-instructieboekje mag hij zijn stuur pas loslaten
als de bike stilstaat, de sleutel uit het contactslot is getrokken,
de middenbok is uitgeklapt en de radio uitgeschakeld is.
2. Op het instrumentenpaneel is geen knop voor "automatisch terugzwaaien"aanwezig.
3. Hij is net ingedut.
4. Hij krijgt zijn arm wegens ouderdomsklachten niet meer omhoog.
5. Hij heeft via zijn handy een conferentieschakeling met zijn brooker en de ING-bank.
6. 't Vrouwtje heeft hem verboden vreemden te groeten.
7. Hij is net bezig alle lampjes van zijn "kerstboom" te tellen.
8. Hij sorteert op dit moment zijn CD verzameling.
9. De hand voor de antenne stoort de Tv-ontvangst.
10.Hij ruimt net de vaatwasser in.
11.Vanwege zijn Alzheimer weet hij aansluitend niet meer waar hij zijn hand moet laten.
12.Hij vindt aansluitend tussen alle knopjes, lampjes, schakelaars en hendeltjes zijn stuur niet meer.
13.Hij verwisselt juist de batterij van zijn pacemaker.
14.Hij zoekt net in zijn boordcomputer, wat "opgestoken hand van een vreemde motorrijder" betekent.
15.Hij groet wel altijd, maar vanwege de troep rond zijn stuur ziet niemand zijn hand.
_O- _O- _O- _O- _O- _O- _O- _O- _O- _O- _O- _O- _O- _O- _O-
 
Ik zwaai altijd en overal als ik de collega motorrijder op tijd opmerk. Ik ben ook niet te beroed om bij laattijdig opmerken alsnog te zwaaien zodat de collega motorrijder in zijn achteruitkijkspiegel kan beleven dat ik wel degelijk van goede inborst ben zij het ietwat bijziend en traag van reactie.

Indien ik niet in de mogelijkheid verkeer om mijn standaardgroet in de vorm van een opgestoken linkerhand die horizontaal van het stuur weg wordt bewogen waarbij de vingers licht uit elkaar gehouden worden teneinde de luchtweerstand tot een minimum te beperken, vergenoeg ik mij ermee mijn kin zo hoog mogelijk in de lucht te steken ter groet van voornoemde collega.

Indien de collega motorrijder zich om welke reden dan ook aan mijn linkerzijde bevindt volsta ik met joviaal uitsteken van mijn rechterbeen. De ervaring heeft mij geleerd dit niet te doen bij vermeend vriendelijke vier-of-meerwielers. Waar zij ogenschijnlijk amicaal reageren door richtingaangevend de weg vrij te maken zodra ze je zien verschijnen, veranderen zij na de vriendelijke groet met het rechterbeen terstond in een schuimbekkend en luid claxonnerend monster wiens enige levensdoel is om je zo snel mogelijk van de baan te rijden - mochten ze er ooit in slagen je in te halen. Alsof ik met opzet hun spiegel raak.

Maar goed, zwaaien doe ik dus altijd.
 
Ik zwaai altijd en overal als ik de collega motorrijder op tijd opmerk. Ik ben ook niet te beroed om bij laattijdig opmerken alsnog te zwaaien zodat de collega motorrijder in zijn achteruitkijkspiegel kan beleven dat ik wel degelijk van goede inborst ben zij het ietwat bijziend en traag van reactie.

Indien ik niet in de mogelijkheid verkeer om mijn standaardgroet in de vorm van een opgestoken linkerhand die horizontaal van het stuur weg wordt bewogen waarbij de vingers licht uit elkaar gehouden worden teneinde de luchtweerstand tot een minimum te beperken, vergenoeg ik mij ermee mijn kin zo hoog mogelijk in de lucht te steken ter groet van voornoemde collega.

Indien de collega motorrijder zich om welke reden dan ook aan mijn linkerzijde bevindt volsta ik met joviaal uitsteken van mijn rechterbeen. De ervaring heeft mij geleerd dit niet te doen bij vermeend vriendelijke vier-of-meerwielers. Waar zij ogenschijnlijk amicaal reageren door richtingaangevend de weg vrij te maken zodra ze je zien verschijnen, veranderen zij na de vriendelijke groet met het rechterbeen terstond in een schuimbekkend en luid claxonnerend monster wiens enige levensdoel is om je zo snel mogelijk van de baan te rijden - mochten ze er ooit in slagen je in te halen. Alsof ik met opzet hun spiegel raak.

Maar goed, zwaaien doe ik dus altijd.

:} :} :} Je weet het goed te verwoorden, de onbegrepen voetgroet doet menig motorrijder en koekblikker de wenkbrauwen fronsen.
 
k zwaai altijd naar medemotorrijders, hoe ze er ook uitzien en waar ze ook op rijden. Dat niet iedereen terugzwaait, nou en..... :] niet mijn probleem *:)
 
Oh, wat een mooi, zij het iets voortijdig kerstkado: een heus, echt, niet eens provocerend bedoeld zwaaitopic :')

Komt ie dan he:

:W :W :W :W :W :W :W :W :W *O* :W



Oh ja, enne:
De duozit van de motorfiets is net hoog genoeg om over mijn broers schouder te kijken.
Die duozit was mijn troon. Mijn broer en ik reden over vele achteraf wegen, kijkend naar degene die we nog niet gehad hadden. Rijden op deze wegen gewoon om te kijken waar je uitkomt.
Nooit met haast, gewoon op tijd voor het eten thuis.
Ik weet nog dat we over een achterafweggetje reden,gezeten op mijn troon, kijkend naar de bomen die voorbij flitste, het gevoel van de trillende, ronkende motor als van een erg tevreden kat. Een motorrijder kwam ons over de heuvel tegemoet en terwijl hij voorbij kwam liet mijn broer zijn gehandschoende hand van het stuur los en gaf een groet. De andere motorrijder groette terug met hetzelfde vriendelijke gebaar van zijn linkerhand.
Ik tikte mijn broer op zijn schouder, wat het teken was dat ik hem iets wou zeggen, hij draaide zijn helm schuinweg, terwijl hij zijn ogen op de weg hield.
Ik schreeuwde, "kennen wij hem?"
"Wat?" schreeuwde hij.
"Je zwaaide naar hem. Wie was dat?"
"Geen idee. Gewoon een motorrijder. Dus zwaai ik"
"Hoe dat zo?"
"dat doe je gewoon. Is belangrijk."
Later, na de koffie met appelgebak, vroeg ik mijn broer waarom het belangrijk was om naar andere motorrijders te zwaaien. Mijn broer probeerde me uit te leggen dat het zwaaien een stukje kameraadschap is en een stukje wederzijds begrip wat het is om motor te rijden. Hij zocht naar de woorden om te beschrijven hoe bijna alle motorrijders worstelden met dezelfde dingen zoals regen, kou, hitte, automobilisten die je niet zien, maar dat rijden puur plezier is.
Ik was erg jong toen en ben er niet zeker van dat ik werkelijk begreep wat hij mij probeerde uit te leggen, Maar het was een begin. Later zwaaide ik altijd als we andere motorrijders passeerden.
Ik herinner me nog een koude Oktobermorgen, de wolken donker en zwaar, een teken gevende dat de winter over de horizon lonkte. Mijn broer en ik zaten warm en droog in de auto op weg naar een vriend. Na een bocht zagen we een motor staan aan de zijkant van de weg. Even verder zagen we de motorrijder door de berm zoekend en al lopende het kleine beetje vorst op het gras verstoren. Mijn broer stopte en reed achteruit tot waar de motor stond.
Ik vroeg hem, "Wie is dat?"
"Geen idee," was het antwoord, "maar het ziet er naar uit dat hij wat kwijt is, misschien kunnen we hem helpen."
We lieten de auto staan en wandelden door het hoge gras in de berm naar de motorrijder. Hij zei dat hij onder het rijden aan zijn handschoen rommelde en hem toen verloren was. Met zijn drieen hebben een aardig tijdje gezocht in die berm, maar al wat we vonden waren twee lege blikjes en een plastic waterflesje.
Mijn broer draaide zich om en liep terug naar de auto en ik volgde hem. Hij deed de kofferbak open en gooide de blikjes en het flesje in een kartonnen doos waar we altijd onze rotzooi ingooiden. Hij rommelde wat tussen wat olieblikken en een fles ruitensproeiervloeistof en vond een oud stel verfrommelde bruine leren handschoenen, Mijn broer streek ze wat glad en vroeg aan mij ze even vast te houden. hij bleef verder zoeken tot hij een oude catalogus vond.
Ik begreep waarom mijn broer de handschoenen had gepakt, maar ik had geen idee wat hij met de catalogus wou doen. We liepen terug naar de motorrijder die nog steeds aan het zoeken was in de berm.
Mijn broer zei, "hier zijn een paar handschoenen voor je . En ik heb een oude catalogus voor je."
"Dank je wel!"zei hij. Dit waardeer ik zeer" Hij reikte naar de binnenzak van zijn jasje en trok er een oude portemonnee uit
"Laat me je wat betalen voor de handschoenen," zei hij en trok al wat biljetten uit zijn portemonnee.
"Nee dank je wel" zei mijn broer, terwijl ik de handschoenen aan de man gaf. "ze zijn al oud en eigenlijk niets meer waard."
De man lachte. "Dank je wel." Hij trok de handschoenen aan trok de rits los van zijn jasje.
Ik zag dat mijn broer de motorrijder de catalogus gaf, en dat de man deze onder zijn jasje schoof. Hij schudde en schoof tot de catalogus in het midden en hoog genoeg onder zijn jasje zat en trok zijn rits weer vast. Ik herinner me nog dat ik met mijn hoofd knikte, eindelijk begreep ik waarom mijn broer de man de catalogus had gegeven, het zou hem iets warmer houden. Na de motorrijder succes te hebben gewenst, liepen mijn broer en ik weg terwijl de motorrijder zijn motor startte.
Twee weken later, kwam de motorrijder naar ons huis en gaf mijn broer zijn handschoenen terug. Hij had het adres achterop de catalogus gevonden. Mijn broer, en de motorrijder gaven me het gevoel dat het de normaalste zaak van de wereld is onder motorrijders dat mijn broer gestopt was en de man de handschoenen en de catalogus gegeven had. En dat de man het de normaalste zaak van de wereld vond dat hij ze terugbracht. Voor mij was het een subtiele les.
Het was voorjaar, een jaar later, toen ik gezeten op mijn troon, de weilanden voorbijtrekkend twee motorrijders ons tegemoet zie komen. Terwijl ze voorbijkwamen zwaaiden zowel mijn broer als ikzelf, maar de andere motorrijders hielden hun blik strak op de weg en leken ons niet eens op te merken. Ik weet nog dat ik dacht, ze moeten ons gezien hebben aangezien ons zwaaien nogal enthousiast geweest was. Waarom zwaaiden ze niet terug? Ik dacht dat alle rijders naar elkaar zwaaiden. Ik tikte mijn broer op zijn schouder en gilde tegen zijn helm.
"Waarom zwaaiden ze niet?"
"Geen idee. Soms zwaaien ze niet."
Ik weet nog dat ik erg in de war was. Waarom zou je niet terugzwaaien
Later die zomer, ik was net twaalf geworden en was al lerende hoe je met een motor moest rijden. Ik heb vele avonden op de stille weg naast ons huis gestaan, kickend en kickend om mijn broer zijn motor te starten. Als ik de motor gestart kreeg liet ik geconcentreerd de koppeling opkomen en met precies genoeg gas reed ik vloeiend een eindje weg, proberend mijn voeten op te trekken en het voorwiel recht te houden. Een eindje verder op de weg gaf ik een diepe zucht en begon weer opnieuw te kicken.
Een aantal jaren later, mijn broer was begonnen met circuitrijden, en ik was zijn racemaatje. We waren vele weekenden weg naar de diverse circuits. Dit waren de jaren van de 2-takt dominantie, van Kawasaki groen en 750 tweetakts.
Op een gegeven moment had ik andere interesses, ik haalde mijn motorrijbewijs en begon de achterafwegen in mijn eentje te ontdekken. Ik stopte als ik een andere eenzame motorrijder zag zitten, gewoon om te kijken of ik kon helpen. En ik bleef zwaaien naar andere motorrijders die ik tegenkwam.
Maar tegelijkertijd bleef het me bezighouden waarom sommige motorrijders niet terugzwaaiden, het gaf me een onbehaaglijk gevoel alsof je een hand wilt geven maar dat de ander zijn hand niet uitstak. Ik stelde vragen aan mijn vrienden over het zwaaien en praatte met andere motorrijders hoe zij daarover dachten. De meeste vertelden me dat zij gewoon vriendelijk zwaaiden als ze andere motorrijders tegenkwamen.
Toch kwam ik ook motorrijders tegen die me vertelden dat zij niet zwaaiden omdat ze vonden dat ze anders waren, dat ze een andere ?klasse? waren.
Een man vertelde me in bloemrijke taal dat hij ?niet zwaaide naar watjes.? Hij ging door dat zijn soort motorrijders een image hebben van hard, onafhankelijk, met een ik pik niets van niemand instelling en dat zij geen hulp nodig hadden of ze nou motor reden of niet.
Ik vermoedde dat er mensen waren die een motor kochten voor hun image, of om harder en onafhankelijker over te komen, maar ik dacht niet dat dat voor de meeste gold.
Mensen kopen een motor om verschillende redenen. Sommige vertellen direct welk merk het is , hoe duur hij was, en hoe hard de motor kon gaan. Sommigen zijn merkgebonden of ze nu een Harley, Kawasaki of ander merk hadden. Sommige mensen willen een image kopen of denken dat anderen dan anders over je gaan denken. Maar dat gebeurt niet, ze denken van wel, maar het KAN niet.
Toch is er een groep mensen die echt een ?groep apart?zijn. Zij waarderen de techniek en het ontwerp van de motoren waar zij op rijden. Hun motoren zijn een deel van wie ze zijn en hoe zij in het leven staan.
Zij hebben maling aan hoe anderen over ze denken, zij hebben maling aan of anderen weten hoeveel de motor gekost heeft. Zij kunnen geen woorden vinden wat het betekent om te rijden, maar ze weten het wel. Zij kunnen niet uitleggen wat het betekent om de acceleratie en de kracht onder zich te voelen, maar zij begrijpen het wel.
Er zijn rijders die hun motor parkeren, weglopen en plotseling stoppen. Ze draaien zich om en gaan terug. Zij zien iets als ze hun motor zien, wat jij misschien niet ziet. Iets complex, iets dat bijna geheim aandoet, meer gevoel dan weten. Zij zien hun passie. Het is een deel van hunzelf.
Dit zijn de rijders die weten wat het betekent als je zwaait naar andere motorrijders. Zij bewaren de zwaai.
Het symboliseert de connectie tussen motorrijders, en als ze je zien staan langs de kant van de weg, stoppen ze, en misschien vragen ze zelfs je naam,. Zij begrijpen waar je tegen opbokst, elke keer als je de motor pakt, de auto?s die je niet zien, degene die je snijden of bumperkleven, de kuilen in de weg. De regen. De kou.
Ik heb meer als 40 jaar rillend en zwetend op een motor gezeten. De meeste motorrijders die ik tegenkom geven me een vriendelijke zwaai. Ik vind het te gek als ik een jonge jongen op een ?kruisraket? voorbij zie blazen en zie zwaaien. Nieuwe rijders die de traditie voortzetten.
En ik blijf proberen om elke motorrijder een beetje dichter bij elkaar te laten komen door een simpele handbeweging van mijn gehandschoeide hand. En als ze niet terugzwaaien als ik mijn hand uitsteek in de wind als ik ze passeer. Dan lach ik elke keer iets meer. Ik denk dat ze zich vergissen in wie een "klasse apart" is.
:^


Prettige feestdagen allemaal en: blijf zwaaien! *:)
 
Hai zwaaiende vrienden. Ik was even aan het zappen maar om nu 4 pagina's over zwaaien te hebben. Zeer apart, maar ik doe even mee. Ik zwaai altijd maar tegen de tijd dat mijn hand weer binnen is ben ik 200 meter verder, en dan kun je me wel eens missen.
 
Als ik zwaai, dan doe ik dat meestal met zo'n enorm enthousiasme, dat ze denk ik wel even denken van "wat heeft die gast nou opeens?. *O*
 
merk er niet zoveel van, meesten groeten wel. Op de snelweg niet, maar dan ben ik ook meestal niet zo bezig met verkeer in tegengestelde richting. En ja soms heb je nu eenmaal situaties dat je geen hand van het stuur kunt missen. Maar verder groet ik altijd:)
 
*:) *:)


Ik groet meestal, maar niet op de autoweg. Ik groet wel eens heel uitbundig met 2 handen zwaaiend. Just for fun. Met een zijspan kan dat. Zie je ze kijken; wat gaat daar voor een / iets.

Als ik iemand zie die duidelijk of vermoedelijk pech heeft met de motor stop ik even om te vragen of ik kan helpen. Niet met sleutelen, daar kan ik niks van, maar mischien met wat anders. En NIET alleen met Kerst.

Fijne Kerst nog. Dat het droog mag blijven.


*:) *:) *:)
 
Ik zwaai meestal wel naar andere motorrijders. Niet vaak de voetgroet, want die cylinder zit in de weg. Als ik even mn handjes aan het stuur wil houden geef ik meestal een knikje, gewoonte opgedaan in Engeland en eigenlijk wel handig.

En ik groet *juist* die doodshoofden-flapperende kettingen-stekels overal-choppers, die kunnen wel wat onverwachte vriendelijkheid gebruiken vind ik. *:)
 
Terug
Bovenaan Onderaan