nikitasvm
MF'er
- 10 aug 2014
- 95
- 7
- Onderwerp starter
- #26
Dag 8 | Vrijdag 28 augustus | zonnetje, 35 graden | 264 km
Om 08:30u rijd ik via de ook om dit tijdstip drukke M9 zuidwaarts en neem na de Fehmi Lladrovice de derde afslag op de rotonde naar de M2. Ik bedenk me tijdens het rijden tussen de sombere flatgebouwen, die door de zon stiekem ook iets magisch hebben en het beeld van Kosovo stereotyperen, dat ik het niet erg vind om Prishtinë achter me te laten, maar dat ‘t tegelijkertijd ook betekent dat het Kosovo-boek over iets meer dan een uurtje dichtgeslagen wordt. Althans, tijdens deze reis, want buiten de hoofdstad om is het zeker een land om terug te keren. Net boven Lipjan, zo’n twintig kilometer onder Prishtinë, twijfel ik tussen nogmaals richting Prizren voor een kop koffie of juist een tussenstop in Ferizaj om op zoek te gaan naar de kollosale Amerikaanse legerbasis “Camp Bondsteel”, maar gezien de afstand –en met name reistijd– besluit ik toch in één keer door te rijden naar de grens met Macedonië. Ook mede gevoed door ’t feit dat ik niet zeker ben of de grens bij Hani i Elezit daadwerkelijk open is gezien de noodsituatie die afgelopen week in Macedonië is uitgeroepen door de gigantische stroom vluchtelingen.
Na ruim zestig kilometer over afwisselend goed, strak wegdek en grind- en zandpaden blijkt de grens uiteindelijk ‘gewoon’ open. Sterker nog, ik ben letterlijk de enige persoon en mijn motor het enige voertuig dat de grens wil passeren. Voor het grensgebouw zitten drie douaniers op de stoeprand een sigaret te roken en ik heb het gevoel dat ik ze stoor in hun gesprek, aangezien er één op straffe wijze en een verveeld gezicht komt aanlopen en de rode, houten deur van het douanehokje achter zich dicht smijt. “Doekjoementz”, beveelt hij mij terwijl-ie op het toetsenbord van de oude, inmiddels geel uitgeslagen desktop begint te rammen. “Hoenda?”. Ik knik. “Hoelliedee?”. Nee, eikel, werk... nou goed? “Da” floep ik er op ondoordachte en eenzelfde wijze waarop hij de “doekjoementz” eiste uit. Hij kijkt me met gefronste wenkbrauwen aan, geeft nog een paar fikse tikken op het toetsenbord gevolgd door een korte, doffe klap en hij schuift het paspoort nét ver genoeg onder het schuifraam door zodat ik er nét bij kan. BAM! Hij slaat de rode, houten deur van het huisje weer dicht, loopt terug naar zijn collegae, gaat zitten op exact dezelfde plek als waar hij zat en steekt een nieuwe sigaret op. Dobredojdovte vo Makedonija!
Nadat ik de strak geasfalteerde Autostrada Nëna Terezë gedurende vijfenzestig kilometer gevolgd heb tot Gostivar, neem ik de gele R1201 en houd Mavrovo National Park aan. De weg gaat op sommige plekken stijl omhoog en bevat, ondanks de soms erg beroerde stukken met losliggende stenen tegemoetkomend vrachtverkeer, prachtige bochten. Net voor Mavrovi Anovi doemt er ineens een gigantisch meer op, waarvan ik direct denk: “Huh? Meer van Ohrid?”. De automatische maar oliedomme gedachte blijft een paar seconden hangen alvorens ik mezelf een ‘domme lul’ noem en gelukkig een tankstation tegenkom om even te stoppen. Ik laat de tank volgooien door de dertiger in een rode polo en een zwart-rood petje, loop met hem mee naar binnen, haal mijn pinpas door de betaalautomaat en zie vervolgens het bonnetje geprint worden. “Don’t need that, thanks. Bye” zeg ik en draai me om om weg te lopen. “No pay” roept de medewerker. Verstond ik dat goed? “Sorry, no pay?” zeg ik en hij wijst naar een zin die op het bonnetje staat. Cyrillisch schrift. Top. “No pay” herhaalt hij, tikkend op dezelfde zin. Bijzonder, denk ik bij mezelf, nou ja... eens kijken of m’n andere bankpas wel werkt. ‘t Bonnetje wordt wederom geprint, maar opnieuw hetzelfde. No pay. Wat de fuck, waarom doen m’n bankpasjes het niet? Poging drie: creditcard. Weer een bonnetje en in afwachting van “no pay” blijf ik in spanning wachten. “Ok, vi blagodaram, thank you” klinkt het en ik krijg alle drie de bonnetjes in m’n handen gedrukt. Beduusd en met één groot vraagteken boven m’n hoofd verplaats ik de motor naar de parkeerplaats naast het tankstation, pak m’n iPhone en schuif ‘Mobiele Data’ aan. Ik zie bij het openen van mijn bankieren-apps dat er voldoende saldo op beide rekeningen staat, maak als test €0,01 over naar mijn andere rekening en zie dat het keurig wordt afgeschreven. Vice versa vanaf de andere rekening gebeurt exact hetzelfde. Blijkbaar werken m’n bankpassen wel in Kosovo en Bosnië, maar niet in Macedonië.
De met bochten en weergaloze uitzichten over dorpen, rivieren en afgronden overspoelde route leidt me dicht naar de grens met Albanië. Albanië, naast Kosovo één van de landen die bovenaan stond in de voorbereiding op deze trip. Terwijl ik van links naar rechts zweef in de prachtige haarspeldbochten bij Otishani zie ik in de verte de eerste Albanese huizen en moskeeën staan. Mijn hart maakt een sprongetje, maar ik moet nog een nachtje geduld hebben. Ook eigen schuld, want ik heb mijn oorspronkelijke hotel in de Albaanse variant van Ohrid –Pogradec– vanochtend geannuleerd, omdat vrijwel iedereen die ik gesproken heb deze trip erg lovend over Ohrid was. Na Googlen, Googlen en nog eens Googlen ben ik uiteindelijk toch overtuigd geraakt en heb ik voor vannacht via Booking.com een voor Macedonische begrippen duur appartement geboekt. Mét fantastisch uitzicht op het ‘Macedonische Zoetwater Zee’. Bam! Ter hoogte van Labunishta zet ik de daling in en zwaai met de bochten mee naar zeeniveau. Achter me worden de bergen steeds kleiner en het einde van deze schitterende R1201 nadert; ook hierin moet ik Google Maps weer een dikke pluim in z’n digitale reet steken, want het was werkelijk genieten.
Wauw. Wat ziet dat Meer van Ohrid er geweldig uit. De zon schittert in het water, kleine witte bootjes creëren mooie lijnen op het kalme water en vanaf mijn balkon kan ik de hele stad overkijken. Na een verfrissende douche wandel ik bergopwaarts richting het kasteel. Ook dit is weer een steile klim, zeker met de hitte, maar het uizicht is vanaf hier nog mooier dan vanaf het balkon. Staande op de oude muur raak ik aan de praat met een tandarts uit de oost-Turkse stad Erzurum, die samen met zijn vrouw op vakantie is in Macedonië (al is zij in geen velden of wegen te bekennen). Hij verbaast zich over het feit dat ik helemaal vanuit Nederland ben komen rijden op de motor zonder dat er iemand (lees: vriendin of vrouw) mee is. Ik zeg ‘m dat deze manier van reizen eigenlijk heel erg ontspannen is, omdat ik met niemand rekening hoef te houden en ongegeneerd kan genieten van knappe bruiden, mooie medereizigers en me vooral enkel druk hoef te maken om mezelf. Nog steeds snapt hij er weinig van, behalve het stukje over de vrouwen. Wanneer ik hem vertel dat ik volgend jaar Turkije wil doorkruizen om richting de Kaukasus en Iran te gaan, schrijft hij direct zijn adres op en vertelt me dat ik ‘m dan écht moet bellen en hij me 'zijn' Turkije kan laten zien. Ik stop het briefje in mijn broekzak, bedank hem en we geven elkaar een stevige handdruk. Ik wandel vervolgens richting het oude amfitheater en de Early Christian Basilica om daarna door te lopen naar de Church of St. John. Vanaf hier heb ik opnieuw een prachtig uitzicht over het meer en na het vastleggen van dit moment slipper ik door naar het oude centrum. Ohrid is weer een stad die, ondanks de hordes toeristen, erg prettig aanvoelt en ik op m’n gemakje door de smalle steegjes met spekgladde stenen slenter. Overal zijn goed gevulde terrasjes te vinden welke mooi zijn aangekleed met allersoorten bloemen en planten. Zo gauw ik een supermarkt zie koop ik een tweetal Duitse biertjes, twee flessen water en vervolg mijn weg over een plaatselijke en niet-toeristische markt waar naast fruit ook allerlei huisgerei wordt verkocht.
Ondanks het feit dat Ohrid erg toeristisch is, is het –ondanks dat het weer duurder is dan Kosovo– nog steeds erg goedkoop. Een espresso (mijn zelfontwikkelde prijsmeter) kost me dertig Dinar, wat neerkomt op zo’n vijftig cent en bij een Pecarnica (bakker) kost een goedgevulde vlees-burek me vijfenveertig Dinar (ongeveer zeventig cent). Diezelfde burek neem ik mee richting de Kosta Abrash waar ik plaatsneem op een bankje en met alle visrestaurantjes in m’n rug deze op vakantietempo opsmikkel terwijl ik met een voldaan gevoel over het meer uitkijk; blij dat ik Ohrid heb ingepast in m’n route en Pogradec heb laten vallen.
Om 08:30u rijd ik via de ook om dit tijdstip drukke M9 zuidwaarts en neem na de Fehmi Lladrovice de derde afslag op de rotonde naar de M2. Ik bedenk me tijdens het rijden tussen de sombere flatgebouwen, die door de zon stiekem ook iets magisch hebben en het beeld van Kosovo stereotyperen, dat ik het niet erg vind om Prishtinë achter me te laten, maar dat ‘t tegelijkertijd ook betekent dat het Kosovo-boek over iets meer dan een uurtje dichtgeslagen wordt. Althans, tijdens deze reis, want buiten de hoofdstad om is het zeker een land om terug te keren. Net boven Lipjan, zo’n twintig kilometer onder Prishtinë, twijfel ik tussen nogmaals richting Prizren voor een kop koffie of juist een tussenstop in Ferizaj om op zoek te gaan naar de kollosale Amerikaanse legerbasis “Camp Bondsteel”, maar gezien de afstand –en met name reistijd– besluit ik toch in één keer door te rijden naar de grens met Macedonië. Ook mede gevoed door ’t feit dat ik niet zeker ben of de grens bij Hani i Elezit daadwerkelijk open is gezien de noodsituatie die afgelopen week in Macedonië is uitgeroepen door de gigantische stroom vluchtelingen.
Na ruim zestig kilometer over afwisselend goed, strak wegdek en grind- en zandpaden blijkt de grens uiteindelijk ‘gewoon’ open. Sterker nog, ik ben letterlijk de enige persoon en mijn motor het enige voertuig dat de grens wil passeren. Voor het grensgebouw zitten drie douaniers op de stoeprand een sigaret te roken en ik heb het gevoel dat ik ze stoor in hun gesprek, aangezien er één op straffe wijze en een verveeld gezicht komt aanlopen en de rode, houten deur van het douanehokje achter zich dicht smijt. “Doekjoementz”, beveelt hij mij terwijl-ie op het toetsenbord van de oude, inmiddels geel uitgeslagen desktop begint te rammen. “Hoenda?”. Ik knik. “Hoelliedee?”. Nee, eikel, werk... nou goed? “Da” floep ik er op ondoordachte en eenzelfde wijze waarop hij de “doekjoementz” eiste uit. Hij kijkt me met gefronste wenkbrauwen aan, geeft nog een paar fikse tikken op het toetsenbord gevolgd door een korte, doffe klap en hij schuift het paspoort nét ver genoeg onder het schuifraam door zodat ik er nét bij kan. BAM! Hij slaat de rode, houten deur van het huisje weer dicht, loopt terug naar zijn collegae, gaat zitten op exact dezelfde plek als waar hij zat en steekt een nieuwe sigaret op. Dobredojdovte vo Makedonija!
Nadat ik de strak geasfalteerde Autostrada Nëna Terezë gedurende vijfenzestig kilometer gevolgd heb tot Gostivar, neem ik de gele R1201 en houd Mavrovo National Park aan. De weg gaat op sommige plekken stijl omhoog en bevat, ondanks de soms erg beroerde stukken met losliggende stenen tegemoetkomend vrachtverkeer, prachtige bochten. Net voor Mavrovi Anovi doemt er ineens een gigantisch meer op, waarvan ik direct denk: “Huh? Meer van Ohrid?”. De automatische maar oliedomme gedachte blijft een paar seconden hangen alvorens ik mezelf een ‘domme lul’ noem en gelukkig een tankstation tegenkom om even te stoppen. Ik laat de tank volgooien door de dertiger in een rode polo en een zwart-rood petje, loop met hem mee naar binnen, haal mijn pinpas door de betaalautomaat en zie vervolgens het bonnetje geprint worden. “Don’t need that, thanks. Bye” zeg ik en draai me om om weg te lopen. “No pay” roept de medewerker. Verstond ik dat goed? “Sorry, no pay?” zeg ik en hij wijst naar een zin die op het bonnetje staat. Cyrillisch schrift. Top. “No pay” herhaalt hij, tikkend op dezelfde zin. Bijzonder, denk ik bij mezelf, nou ja... eens kijken of m’n andere bankpas wel werkt. ‘t Bonnetje wordt wederom geprint, maar opnieuw hetzelfde. No pay. Wat de fuck, waarom doen m’n bankpasjes het niet? Poging drie: creditcard. Weer een bonnetje en in afwachting van “no pay” blijf ik in spanning wachten. “Ok, vi blagodaram, thank you” klinkt het en ik krijg alle drie de bonnetjes in m’n handen gedrukt. Beduusd en met één groot vraagteken boven m’n hoofd verplaats ik de motor naar de parkeerplaats naast het tankstation, pak m’n iPhone en schuif ‘Mobiele Data’ aan. Ik zie bij het openen van mijn bankieren-apps dat er voldoende saldo op beide rekeningen staat, maak als test €0,01 over naar mijn andere rekening en zie dat het keurig wordt afgeschreven. Vice versa vanaf de andere rekening gebeurt exact hetzelfde. Blijkbaar werken m’n bankpassen wel in Kosovo en Bosnië, maar niet in Macedonië.
De met bochten en weergaloze uitzichten over dorpen, rivieren en afgronden overspoelde route leidt me dicht naar de grens met Albanië. Albanië, naast Kosovo één van de landen die bovenaan stond in de voorbereiding op deze trip. Terwijl ik van links naar rechts zweef in de prachtige haarspeldbochten bij Otishani zie ik in de verte de eerste Albanese huizen en moskeeën staan. Mijn hart maakt een sprongetje, maar ik moet nog een nachtje geduld hebben. Ook eigen schuld, want ik heb mijn oorspronkelijke hotel in de Albaanse variant van Ohrid –Pogradec– vanochtend geannuleerd, omdat vrijwel iedereen die ik gesproken heb deze trip erg lovend over Ohrid was. Na Googlen, Googlen en nog eens Googlen ben ik uiteindelijk toch overtuigd geraakt en heb ik voor vannacht via Booking.com een voor Macedonische begrippen duur appartement geboekt. Mét fantastisch uitzicht op het ‘Macedonische Zoetwater Zee’. Bam! Ter hoogte van Labunishta zet ik de daling in en zwaai met de bochten mee naar zeeniveau. Achter me worden de bergen steeds kleiner en het einde van deze schitterende R1201 nadert; ook hierin moet ik Google Maps weer een dikke pluim in z’n digitale reet steken, want het was werkelijk genieten.
Wauw. Wat ziet dat Meer van Ohrid er geweldig uit. De zon schittert in het water, kleine witte bootjes creëren mooie lijnen op het kalme water en vanaf mijn balkon kan ik de hele stad overkijken. Na een verfrissende douche wandel ik bergopwaarts richting het kasteel. Ook dit is weer een steile klim, zeker met de hitte, maar het uizicht is vanaf hier nog mooier dan vanaf het balkon. Staande op de oude muur raak ik aan de praat met een tandarts uit de oost-Turkse stad Erzurum, die samen met zijn vrouw op vakantie is in Macedonië (al is zij in geen velden of wegen te bekennen). Hij verbaast zich over het feit dat ik helemaal vanuit Nederland ben komen rijden op de motor zonder dat er iemand (lees: vriendin of vrouw) mee is. Ik zeg ‘m dat deze manier van reizen eigenlijk heel erg ontspannen is, omdat ik met niemand rekening hoef te houden en ongegeneerd kan genieten van knappe bruiden, mooie medereizigers en me vooral enkel druk hoef te maken om mezelf. Nog steeds snapt hij er weinig van, behalve het stukje over de vrouwen. Wanneer ik hem vertel dat ik volgend jaar Turkije wil doorkruizen om richting de Kaukasus en Iran te gaan, schrijft hij direct zijn adres op en vertelt me dat ik ‘m dan écht moet bellen en hij me 'zijn' Turkije kan laten zien. Ik stop het briefje in mijn broekzak, bedank hem en we geven elkaar een stevige handdruk. Ik wandel vervolgens richting het oude amfitheater en de Early Christian Basilica om daarna door te lopen naar de Church of St. John. Vanaf hier heb ik opnieuw een prachtig uitzicht over het meer en na het vastleggen van dit moment slipper ik door naar het oude centrum. Ohrid is weer een stad die, ondanks de hordes toeristen, erg prettig aanvoelt en ik op m’n gemakje door de smalle steegjes met spekgladde stenen slenter. Overal zijn goed gevulde terrasjes te vinden welke mooi zijn aangekleed met allersoorten bloemen en planten. Zo gauw ik een supermarkt zie koop ik een tweetal Duitse biertjes, twee flessen water en vervolg mijn weg over een plaatselijke en niet-toeristische markt waar naast fruit ook allerlei huisgerei wordt verkocht.
Ondanks het feit dat Ohrid erg toeristisch is, is het –ondanks dat het weer duurder is dan Kosovo– nog steeds erg goedkoop. Een espresso (mijn zelfontwikkelde prijsmeter) kost me dertig Dinar, wat neerkomt op zo’n vijftig cent en bij een Pecarnica (bakker) kost een goedgevulde vlees-burek me vijfenveertig Dinar (ongeveer zeventig cent). Diezelfde burek neem ik mee richting de Kosta Abrash waar ik plaatsneem op een bankje en met alle visrestaurantjes in m’n rug deze op vakantietempo opsmikkel terwijl ik met een voldaan gevoel over het meer uitkijk; blij dat ik Ohrid heb ingepast in m’n route en Pogradec heb laten vallen.
Laatst bewerkt: