Tmanneke
MF veteraan
- 10 mrt 2020
- 2.659
- 3.659
Begin 2020 had ik het plan opgevat om Noorwegen helemaal te verkennen op de motor. Ik had drie maanden de tijd, en zou via de Zuidoostelijke kant van Noorwegen naar de Noordkaap rijden om via het Zuidwesten terug te reizen. Hieronder, in stukken en brokken, het verslag van die reis.
17/6/2020: Vorst – denekamp (349km)
17 juni 2017: mijn vrouw is gisteren naar Portugal gevlogen, haar broers opzoeken, en ik vertrek op mijn Pan European vanuit Brussel richting het Noorden. Doel van de reis: Noorwegen en de Noordkaap. Door de corona lockdown (twee maanden geen onnodige verplaatsingen en dus thuis opgesloten) kreeg ik onverwacht veel tijd om de reis minutieus voor te bereiden . Kaarten en 2 reisgidsen gekocht, reis uitgestippeld met behulp van google maps en streetview en route uitgeprint op Atoma A5-jes. Die route heb ik welgeteld één dag gevolgd, en vanaf dag 2 tot het keerpunt bij de Noordkaap een dikke maand later heb ik er niet meer naar gekeken. Dat kwam vooral omdat door de coronamaatregelen Noorwegen gesloten was. Ook Finland was dicht voor reizigers, Zweden hield zijn grenzen wel open. Ik gokte erop dat de Noorse grens terug open zou zijn tegen de tijd dat ik in het Hoge Noorden van Zweden aankom. Die woensdagochtend dus vol goede moed vertrokken.
Ik heb een hekel aan snelwegen, ook al omdat ik niet direct kick op snelheid. Traag maar gestaag is meer mijn mot(t)o. Deze keer toch de snelle route genomen naar Sprundel (NL) voor een bandenwissel bij MSD, het bandenbedrijfje van Ad. Die had ik leren kennen via het “STv1100-1300” Pan European Forum. Zij rijden deze zomer ook naar Zweden met de motor en we maakten een vage afspraak om mekaar daar misschien weer te zien. Het was erg leuk, technisch wat geleerd ook. Maar wat alweer? Iets met banden.
Bij het verwijderen van het achterwiel bleek de aansluiting bij een van de uitlaten wat gescheurd te zijn. Ooit eens laten nakijken, zei Ad, het is niet dringend. Nieuwe klem gezet, nieuwe banden, cardan ingevet en klaar was Ad. Met nieuwe banden en goedgemutst trap ik de Pan richting het Noorden.
Ik was later vertrokken dan ik gepland had en wilde op tijd bij de gereserveerde camping zijn. Dus opnieuw de snelweg op en naar Denekamp getuft. Rond 19u aankomst en hartelijke ontvangen op Camping Erve Wezenberg. Snel de tent opgezet want het zag er donker uit in de verte. Ze stond net recht toen er een plensbui uitbrak. Gelukkig kon ik in de schuur schuilen, waar ook de Pan ondertussen onderdak had gevonden.
Na het eten de inhoud van de koffers volledig herschikt, dat zal ik de komende weken nog een aantal keren doen. Topkoffer is nu “keuken” en is dat voor de rest van de reis gebleven. Met de gewichtsverdeling moet ik wel nog wat spelen. Alle spulletjes zullen uiteindelijk wel een vaste plek krijgen, maar routine sluipt er bij mij slechts langzaam in: pas voorbij Finland kreeg alles min of meer een vaste plaats.
Toen het droog werd, ook de tent ingericht, ik moet er nog wat inkomen. Ze is toch kleiner dan gedacht, maar groter dan eerdere tenten. Bovendien verlies ik veel plaats door de schuine plaatsing van de “deuren”. De flappen van zowel voor- als zijdeur vallen naar binnen bij het openen. Daardoor valt het regenwater van het dak naar binnen en verlies je op die manier groot stuk van het grondoppervlak. Dat had beter gekund. Ik heb wel een tarp bij, maar geen stokken en op de plek waar ik sta geen bevestigingsmogelijkheid voor de meebrachten lijnen. Soit…
Sneller dan ik dacht wordt het donker en om 22 uur ga ik al slapen. Ik besef op dat ogenblik nog niet dat het vanaf volgende week heel lang niet meer donker zal worden op deze reis.
18/6/2020: DENEKAMP – THOMASBURG (314km)
Ik zou eerst in de buurt van Berne (D) kamperen, maar het slechte weer deed me besluiten verder te rijden. Eerder zag ik dat er nog 2 à 3 dagen slecht weer verwacht werd, maar bij Thomasburg (in de buurt van Luneburg) zou het droog zijn. De rit: afwisselend lange, saaie stukken en mooie bochtige wegen door de bossen. Op die laatste was het zeer relaxed rijden, ondanks de regenbuien. Tien kilometer vóór de Luneburg een hoosbui om U tegen te zeggen, het was stapvoets rijden, best wel spannend, zeker met de hectoliters water die ik over me heen kreeg van tegemoet rijdende vrachtwagens. Dat heb je met die “spurillen” (spoorvorming) die vol water staan. Desondanks redelijk droog aangekomen op de camping. Dank u regenpak !
Camping Heidehof was zeer rustig.
Vriendelijke uitbaters die zeer behulpzaam waren.
Jammer dat het café/restaurant omwille van Corona dicht was. Dat ga ik nog wel vaker meemaken tijdens deze reis. Eén van de minder prettige gevolgen van het rondreizende virus. Maar ‘t heeft ook aangename kanten: op de meeste campings waar ik de volgende weken zal staan ben ik vaak de enige kampeerder. Lekker rustig, dat wel. Na het opzetten van de tent een lange wandeling gemaakt. Mooie buurt hier, alle huizen en tuinen zo proper, echt Duits. Grote boerderijen ook. Ik bedenk me dat ik hier wel zou kunnen wonen. Dat heb ik wel vaker gedacht in mijn leven. En niet alleen gedacht overigens, maar dat is een ander verhaal. Nog een lekker prutje gekookt en na het uitbuiken (“ausbauchen” zou Pfaff zeggen) is het oogjes dicht en snaveltje toe. Maar niet voor lang.
’s Ochtends een stralend zonnetje en vanaf de tafel in de tuin waaraan ik de dag erop zit te schrijven, kijk ik naar de merels die in het gras foerageren voor hun jongen. Er huppelen er een 12-tal rond. Ik ben nog niet echt wakker, korte nacht gehad. Dat kwam door een koekoek die om halfvijf, midden in de nacht dus, begon te koekoeken. Wat een irritant geluid als je nog in bed ligt en probeert te slapen. Zelfs met oordoppen in hoorde hield dat beest mijn trommelvliezen aan het werk en mijn joeg slaaphormonen op de vlucht. Waarom, vroeg ik mij af, stoppen Zwitsers dat in hun klokken? Enfin, iets later maar opgestaan, slapen zat er niet meer in.
Na het ontbijt en bijwerken van logboekje, op de motor gestapt en Luneburg bezocht, een pittoresk laat-middeleeuws stadje.
Heerlijk kuieren door bijna lege straten, ondanks het mooie weer. Zelfs in de winkelstraten was het helemaal niet druk. De winkels waren open, wel overal een mondmasker dragen. Dat was een nieuwe ervaring, in België deden we daar toen nog wat lacherig over, maar hier werd die regel strikt opgevolgd. In Nederland zou het nog veel langer duren eer dat een normaal iets werd.
In de hete zomer van 1975 deed ik mijn legerdienst in Duitsland en brandde de Luneburger Heide. Wij waren daar toen op oefening en hielpen met blussen. Nog steeds niet zeker van of die brand niet door ons veroorzaakt was (ik deed dienst bij de artillerie). In mijn herinnering stonden er minder bomen, en was het vooral warmer.
Na het bezoek aan de heide (ze stond er prachtig bij!) terug naar de camping. De bagage in de koffers nog maar eens herschikt. Ik heb echt teveel eten mee. In de campingwinkel een klein flesje olijfolie gekocht en de grote fles die ik bij had geruild voor 2 blikjes bier. Iedereen content. Vanavond vroeg naar bed en morgen naar Rostock waar ik de boot naar Zweden neem.
Hieronder: de Luneburgerheide. Ik ben vergeten er foto’s te nemen en heb er eentje van het net geplukt.
20/6/2020: THOMASBURG – ROSTOCK (185KM)
Dank je de koekoek ! Uit mijn jaren in Nederland herinner ik mij deze uitdrukking, maar de juiste betekenis heb ik nooit begrepen. In elk geval, dat beest was er weer, en met hem de merels, mussen, vinken, eksters en wat weet ik nog voor tsjilpend, zingend en krijsend gevogelte. Onze gevederde vrienden wordt gezegd. Lawaaimakers ja, en waarom zo vroeg? En doen ze dat niet overdag, maar nee, dan hoor je ze niet ! Ik en de natuur: een haat-liefde verhouding. Toch wat koekoeken betreft.
Ontbeten, tent afgebroken, bagage ingepakt en, jawel, hier en daar koffers weer herschikt. ’t Gaat goed komen, ik voel het aan mijn water, maar nu nog efkes niet. Rond 11u start ik mijn Rode Duivel en tuf binnendoor naar het Noorden. Onderweg het eerste veerpontje van deze reis, over de Elbe.
De rest van de trip is nogal saai, veel 50km wegen, maar ik heb de tijd, stop af en toe bij een kerkje of monument en arriveer ruim op tijd voor de nachtferry naar Trelleborg. Ticket kost aan de kassa € 35, wel zonder kajuit, dat moet ik aan boord regelen. Ik blijk de enige motorrijder aan boord, en veel andere passagiers zijn er ook niet. Na afvaart boekte ik een grote kajuit met uitzicht (!) recht vooruit voor de prijs van een hut onder de waterlijn. Ik begin stilaan dat coronavirus toch wel te appreciëren. Lekker geslapen ook, geen koekoeken.
22/6/2020: TRELLEBORG (SE) – MULLSJÖ (363KM)
Heel vroeg in de morgen, legt de ferry aan in de haven van Trelleborg. Ik rij als eerste de ferry uit en zie niet direct waar ik heen moet, er is werkelijk geen kat op de kade. Richting een aantal slagbomen met van die hokjes dan maar. Niemand te bekennen. Ik had ivm coronamaatregelen vanalles verwacht, behalve dit. Ik sta daar wat rond te kijken, misschien sta ik op een verkeerde plek, en mijn oog valt op een veiligheidscamera schuin boven mij. In een melige bui hef ik mijn schouders en armen op in een gebaar van ”En nu?”. Een seconde later gaat tot mijn grote verbazing die slagboom open. Geen paspoort controle of niks. Opgestapt, verder gereden en mij nog een hele tijd afgevraagd of Zweden nog wel bewoond is, dan wel of ze massaal aan covid-19 zijn overleden. Dat ik twee minuten later in een buitenwijk van Trelleborg rij op een tijdstip dat de arbeiders die “de vroege” hebben zich nog eens omdraaien in bed, versterkt dat apocalyptisch beeld.
Evengoed zoeft de Pan iets later tussen mistige velden en langs grote boerderijen Noordwaarts, richting Jönköping. Spreek dat vooral niet uit zoals het geschreven wordt, geen Zweed die je verstaat. “ö” Spreek je uit als een korte “eu”, dat kan ik nog volgen, maar diezelfde “ö” voorafgegaan door een “k”, klinkt als “tsjeu”. “Jeuntsjeupping” dus. Verder neigt Zweeds als Limburgs, maar nog minder verstaanbaar. Wie overigens benieuwd is naar de Zweedse vertaling van pijpen (*) , zoekt het onderaan dit schrijfsel maar op.
Onderweg rij ik door Älmhult, geboorteplaats van IKEA, en dat is eraan te zien. Het dorp ademt IKEA, er staat zelfs een museum over de meubelgigant.
Dat museum is echt IKEA tot en met: proper, goedkoop en efficiënt ingericht. Maar zonder ziel. Dat is jammer, ik had van zo’n bedrijf echt wel iets meer verwacht, zeker op architectonisch gebied. Eigenlijk is het één grote reclamespot waar je zelf in zit. Anderzijds is het wel leuk om al die gedateerde meubelstukken uit de jaren stillekes terug te zien. Dat dan weer wel. Verder was het er erg rustig, zag hoop en al een vijftiental museum bezoekers.
En dan nu something completely different: Billkyrkogard Kyrko Mösse ! Een aan de honger van de natuur overgelaten autokerkhof uit de zeventiger jaren. Het is een vreemd verhaal:
In 1935 kocht de werkloze Ake Danielsson een stuk veengrond voor een appel en een ei. Het was de tijd van de grote recessie en de werkloosheid in Zweden bedroeg meer dan 30% van de beroepsbevolking. Hij had het idee opgevat om met turf steken zijn brood te gaan verdienen en de eigenaars van het stuk moeras wilden er graag vanaf. Op de een of andere manier werd er geen koopakte opgemaakt, waardoor de man nooit officieel eigenaar van zijn stuk grond was. Hij had wel een verkoopovereenkomst, had betaald en wat hem betrof was daarmee de kous af. Hij bouwt een hutje, 12m² groot, en begint met turfsteken.
In de jaren dertig-veertig werd turf een gewild product bij de boeren. Men had ontdekt dat het, vermengd met dierlijke mest, een goedkoop alternatief voor de dure kunstmest bood. Om de vraag te kunnen bijhouden, bouwde Ake eigenhandig een klein machineparkje met onderdelen van gedumpte auto’s die hij vond in de bossen in de buurt. Er was geen elektriciteits- of wateraansluiting om zijn machines aan te drijven, maar maakte gebruik van de benzine en olie uit de auto’s. Ondanks het ontbreken van enige technische kennis, kreeg hij de motoren die hij uit de wrakken sloopte, aan de praat. Hij boorde zelf een waterput en bouwde zelfs een klein spoorbaantje om de turf van de ene naar de andere plek te vervoeren.
Na de oorlog, toen het autobezit in Zweden uitbreidde en vernieuwde, werden oude auto’s vaak gedumpt in de bossen en het veen. Met de modernisering van de maatschappij, daalde ook de vraag naar turf en Danielsson richtte zich meer en meer op het slopen van auto’s en het verkopen van de onderdelen. Omdat er ook toen al allerlei milieumaatregelen golden, ontdeed hij de auto’s minutieus van alle benzine, olie, accu’s en andere mogelijk vervuilende stoffen. Wielen, en vooral de banden, bleken goed te verkopen aan de boeren uit de buurt die ze onder hun oude karren plaatsten. Van de auto’s bleef enkel nog de carrosserie over. Die zakten langzaam maar zeker in het veen.
In 1974 koopt hij zijn laatste wrak en houdt er daarna mee op. Maar zijn autokerkhof en de toeloop van jonge bezoekers op zoek naar onderdelen voor grote Amerikaanse auto’s die toen erg in waren (en waarvan er nog steeds veel rondrijden in Scandinavië), trekt de aandacht van een fotografe. Ze zoekt hem regelmatig op en krijgt uiteindelijk toestemming voor het maken van een fotoreportage. Ze zal de enige fotograaf worden die de schuwe Danielsson ooit voor de lens kreeg. De reeks werd gepubliceerd en van het een kwam het ander. In no time werd de plek een toeristische attractie. Om de een of andere reden leidde dit tot ergernis bij het gemeentebestuur, die uiteindelijk een bevel tot ontruiming van de plek uitvaardigde, op straffe van een boete van 10 000 Zweedse kronen. Daarbovenop zou het opruimen van de wrakken en machinerie Ake Danielsson nog eens 100 000 kronen kosten. Dat kon die nooit betalen.
De pers pikte het verhaal op en een aantal mensen gaan er zich mee bemoeien. Onder anderen de directeur van een museum in Växlö en het provinciebestuur. Na nog meer protest vanuit de plaatselijke bevolking haalt de gemeente uiteindelijk bakzeil. Immers, de afbraak van auto’s stopte in de zeventiger jaren, en noch gedurende de jaren dat Ake Danielsson zijn bedrijf uitbaatte, noch in de jaren erna, ondernam de gemeente enige actie. Toen ook de nationale overheid en het Provinciebestuur er zich ging mee moeien, beëindigde het gemeentebestuur de procedure.
Tot op hoge leeftijd woonde Ake Danielsson in zijn hutje van 12m² op de grond die officieel niet de zijne was. Op 27 november 2000 overleed hij in het Växjö ziekenhuis op 86 jarige leeftijd. Het autokerkhof is nu een museum over hoe de natuur de karkassen van de auto’s stilaan verteert en haar plaats weer opeist. Je ziet dan ook auto’s die langzaam in het veen verdwijnen of door allerlei grassen overwoekerd worden. Er groeien hier en daar zelfs bomen in de auto’s.
Bizarre plek met een bizar verhaal. Voor wie meer wil lezen: Bilkyrkogården – Skroten utanför Ryd
Op naar Husqvarna !!!!
(*) Lüllesmülle
17/6/2020: Vorst – denekamp (349km)
17 juni 2017: mijn vrouw is gisteren naar Portugal gevlogen, haar broers opzoeken, en ik vertrek op mijn Pan European vanuit Brussel richting het Noorden. Doel van de reis: Noorwegen en de Noordkaap. Door de corona lockdown (twee maanden geen onnodige verplaatsingen en dus thuis opgesloten) kreeg ik onverwacht veel tijd om de reis minutieus voor te bereiden . Kaarten en 2 reisgidsen gekocht, reis uitgestippeld met behulp van google maps en streetview en route uitgeprint op Atoma A5-jes. Die route heb ik welgeteld één dag gevolgd, en vanaf dag 2 tot het keerpunt bij de Noordkaap een dikke maand later heb ik er niet meer naar gekeken. Dat kwam vooral omdat door de coronamaatregelen Noorwegen gesloten was. Ook Finland was dicht voor reizigers, Zweden hield zijn grenzen wel open. Ik gokte erop dat de Noorse grens terug open zou zijn tegen de tijd dat ik in het Hoge Noorden van Zweden aankom. Die woensdagochtend dus vol goede moed vertrokken.
Ik heb een hekel aan snelwegen, ook al omdat ik niet direct kick op snelheid. Traag maar gestaag is meer mijn mot(t)o. Deze keer toch de snelle route genomen naar Sprundel (NL) voor een bandenwissel bij MSD, het bandenbedrijfje van Ad. Die had ik leren kennen via het “STv1100-1300” Pan European Forum. Zij rijden deze zomer ook naar Zweden met de motor en we maakten een vage afspraak om mekaar daar misschien weer te zien. Het was erg leuk, technisch wat geleerd ook. Maar wat alweer? Iets met banden.
Bij het verwijderen van het achterwiel bleek de aansluiting bij een van de uitlaten wat gescheurd te zijn. Ooit eens laten nakijken, zei Ad, het is niet dringend. Nieuwe klem gezet, nieuwe banden, cardan ingevet en klaar was Ad. Met nieuwe banden en goedgemutst trap ik de Pan richting het Noorden.
Ik was later vertrokken dan ik gepland had en wilde op tijd bij de gereserveerde camping zijn. Dus opnieuw de snelweg op en naar Denekamp getuft. Rond 19u aankomst en hartelijke ontvangen op Camping Erve Wezenberg. Snel de tent opgezet want het zag er donker uit in de verte. Ze stond net recht toen er een plensbui uitbrak. Gelukkig kon ik in de schuur schuilen, waar ook de Pan ondertussen onderdak had gevonden.
Na het eten de inhoud van de koffers volledig herschikt, dat zal ik de komende weken nog een aantal keren doen. Topkoffer is nu “keuken” en is dat voor de rest van de reis gebleven. Met de gewichtsverdeling moet ik wel nog wat spelen. Alle spulletjes zullen uiteindelijk wel een vaste plek krijgen, maar routine sluipt er bij mij slechts langzaam in: pas voorbij Finland kreeg alles min of meer een vaste plaats.
Toen het droog werd, ook de tent ingericht, ik moet er nog wat inkomen. Ze is toch kleiner dan gedacht, maar groter dan eerdere tenten. Bovendien verlies ik veel plaats door de schuine plaatsing van de “deuren”. De flappen van zowel voor- als zijdeur vallen naar binnen bij het openen. Daardoor valt het regenwater van het dak naar binnen en verlies je op die manier groot stuk van het grondoppervlak. Dat had beter gekund. Ik heb wel een tarp bij, maar geen stokken en op de plek waar ik sta geen bevestigingsmogelijkheid voor de meebrachten lijnen. Soit…
Sneller dan ik dacht wordt het donker en om 22 uur ga ik al slapen. Ik besef op dat ogenblik nog niet dat het vanaf volgende week heel lang niet meer donker zal worden op deze reis.
18/6/2020: DENEKAMP – THOMASBURG (314km)
Ik zou eerst in de buurt van Berne (D) kamperen, maar het slechte weer deed me besluiten verder te rijden. Eerder zag ik dat er nog 2 à 3 dagen slecht weer verwacht werd, maar bij Thomasburg (in de buurt van Luneburg) zou het droog zijn. De rit: afwisselend lange, saaie stukken en mooie bochtige wegen door de bossen. Op die laatste was het zeer relaxed rijden, ondanks de regenbuien. Tien kilometer vóór de Luneburg een hoosbui om U tegen te zeggen, het was stapvoets rijden, best wel spannend, zeker met de hectoliters water die ik over me heen kreeg van tegemoet rijdende vrachtwagens. Dat heb je met die “spurillen” (spoorvorming) die vol water staan. Desondanks redelijk droog aangekomen op de camping. Dank u regenpak !
Camping Heidehof was zeer rustig.
Vriendelijke uitbaters die zeer behulpzaam waren.
Jammer dat het café/restaurant omwille van Corona dicht was. Dat ga ik nog wel vaker meemaken tijdens deze reis. Eén van de minder prettige gevolgen van het rondreizende virus. Maar ‘t heeft ook aangename kanten: op de meeste campings waar ik de volgende weken zal staan ben ik vaak de enige kampeerder. Lekker rustig, dat wel. Na het opzetten van de tent een lange wandeling gemaakt. Mooie buurt hier, alle huizen en tuinen zo proper, echt Duits. Grote boerderijen ook. Ik bedenk me dat ik hier wel zou kunnen wonen. Dat heb ik wel vaker gedacht in mijn leven. En niet alleen gedacht overigens, maar dat is een ander verhaal. Nog een lekker prutje gekookt en na het uitbuiken (“ausbauchen” zou Pfaff zeggen) is het oogjes dicht en snaveltje toe. Maar niet voor lang.
’s Ochtends een stralend zonnetje en vanaf de tafel in de tuin waaraan ik de dag erop zit te schrijven, kijk ik naar de merels die in het gras foerageren voor hun jongen. Er huppelen er een 12-tal rond. Ik ben nog niet echt wakker, korte nacht gehad. Dat kwam door een koekoek die om halfvijf, midden in de nacht dus, begon te koekoeken. Wat een irritant geluid als je nog in bed ligt en probeert te slapen. Zelfs met oordoppen in hoorde hield dat beest mijn trommelvliezen aan het werk en mijn joeg slaaphormonen op de vlucht. Waarom, vroeg ik mij af, stoppen Zwitsers dat in hun klokken? Enfin, iets later maar opgestaan, slapen zat er niet meer in.
Na het ontbijt en bijwerken van logboekje, op de motor gestapt en Luneburg bezocht, een pittoresk laat-middeleeuws stadje.
Heerlijk kuieren door bijna lege straten, ondanks het mooie weer. Zelfs in de winkelstraten was het helemaal niet druk. De winkels waren open, wel overal een mondmasker dragen. Dat was een nieuwe ervaring, in België deden we daar toen nog wat lacherig over, maar hier werd die regel strikt opgevolgd. In Nederland zou het nog veel langer duren eer dat een normaal iets werd.
In de hete zomer van 1975 deed ik mijn legerdienst in Duitsland en brandde de Luneburger Heide. Wij waren daar toen op oefening en hielpen met blussen. Nog steeds niet zeker van of die brand niet door ons veroorzaakt was (ik deed dienst bij de artillerie). In mijn herinnering stonden er minder bomen, en was het vooral warmer.
Na het bezoek aan de heide (ze stond er prachtig bij!) terug naar de camping. De bagage in de koffers nog maar eens herschikt. Ik heb echt teveel eten mee. In de campingwinkel een klein flesje olijfolie gekocht en de grote fles die ik bij had geruild voor 2 blikjes bier. Iedereen content. Vanavond vroeg naar bed en morgen naar Rostock waar ik de boot naar Zweden neem.
Hieronder: de Luneburgerheide. Ik ben vergeten er foto’s te nemen en heb er eentje van het net geplukt.
20/6/2020: THOMASBURG – ROSTOCK (185KM)
Dank je de koekoek ! Uit mijn jaren in Nederland herinner ik mij deze uitdrukking, maar de juiste betekenis heb ik nooit begrepen. In elk geval, dat beest was er weer, en met hem de merels, mussen, vinken, eksters en wat weet ik nog voor tsjilpend, zingend en krijsend gevogelte. Onze gevederde vrienden wordt gezegd. Lawaaimakers ja, en waarom zo vroeg? En doen ze dat niet overdag, maar nee, dan hoor je ze niet ! Ik en de natuur: een haat-liefde verhouding. Toch wat koekoeken betreft.
Ontbeten, tent afgebroken, bagage ingepakt en, jawel, hier en daar koffers weer herschikt. ’t Gaat goed komen, ik voel het aan mijn water, maar nu nog efkes niet. Rond 11u start ik mijn Rode Duivel en tuf binnendoor naar het Noorden. Onderweg het eerste veerpontje van deze reis, over de Elbe.
De rest van de trip is nogal saai, veel 50km wegen, maar ik heb de tijd, stop af en toe bij een kerkje of monument en arriveer ruim op tijd voor de nachtferry naar Trelleborg. Ticket kost aan de kassa € 35, wel zonder kajuit, dat moet ik aan boord regelen. Ik blijk de enige motorrijder aan boord, en veel andere passagiers zijn er ook niet. Na afvaart boekte ik een grote kajuit met uitzicht (!) recht vooruit voor de prijs van een hut onder de waterlijn. Ik begin stilaan dat coronavirus toch wel te appreciëren. Lekker geslapen ook, geen koekoeken.
22/6/2020: TRELLEBORG (SE) – MULLSJÖ (363KM)
Heel vroeg in de morgen, legt de ferry aan in de haven van Trelleborg. Ik rij als eerste de ferry uit en zie niet direct waar ik heen moet, er is werkelijk geen kat op de kade. Richting een aantal slagbomen met van die hokjes dan maar. Niemand te bekennen. Ik had ivm coronamaatregelen vanalles verwacht, behalve dit. Ik sta daar wat rond te kijken, misschien sta ik op een verkeerde plek, en mijn oog valt op een veiligheidscamera schuin boven mij. In een melige bui hef ik mijn schouders en armen op in een gebaar van ”En nu?”. Een seconde later gaat tot mijn grote verbazing die slagboom open. Geen paspoort controle of niks. Opgestapt, verder gereden en mij nog een hele tijd afgevraagd of Zweden nog wel bewoond is, dan wel of ze massaal aan covid-19 zijn overleden. Dat ik twee minuten later in een buitenwijk van Trelleborg rij op een tijdstip dat de arbeiders die “de vroege” hebben zich nog eens omdraaien in bed, versterkt dat apocalyptisch beeld.
Evengoed zoeft de Pan iets later tussen mistige velden en langs grote boerderijen Noordwaarts, richting Jönköping. Spreek dat vooral niet uit zoals het geschreven wordt, geen Zweed die je verstaat. “ö” Spreek je uit als een korte “eu”, dat kan ik nog volgen, maar diezelfde “ö” voorafgegaan door een “k”, klinkt als “tsjeu”. “Jeuntsjeupping” dus. Verder neigt Zweeds als Limburgs, maar nog minder verstaanbaar. Wie overigens benieuwd is naar de Zweedse vertaling van pijpen (*) , zoekt het onderaan dit schrijfsel maar op.
Onderweg rij ik door Älmhult, geboorteplaats van IKEA, en dat is eraan te zien. Het dorp ademt IKEA, er staat zelfs een museum over de meubelgigant.
Dat museum is echt IKEA tot en met: proper, goedkoop en efficiënt ingericht. Maar zonder ziel. Dat is jammer, ik had van zo’n bedrijf echt wel iets meer verwacht, zeker op architectonisch gebied. Eigenlijk is het één grote reclamespot waar je zelf in zit. Anderzijds is het wel leuk om al die gedateerde meubelstukken uit de jaren stillekes terug te zien. Dat dan weer wel. Verder was het er erg rustig, zag hoop en al een vijftiental museum bezoekers.
En dan nu something completely different: Billkyrkogard Kyrko Mösse ! Een aan de honger van de natuur overgelaten autokerkhof uit de zeventiger jaren. Het is een vreemd verhaal:
In 1935 kocht de werkloze Ake Danielsson een stuk veengrond voor een appel en een ei. Het was de tijd van de grote recessie en de werkloosheid in Zweden bedroeg meer dan 30% van de beroepsbevolking. Hij had het idee opgevat om met turf steken zijn brood te gaan verdienen en de eigenaars van het stuk moeras wilden er graag vanaf. Op de een of andere manier werd er geen koopakte opgemaakt, waardoor de man nooit officieel eigenaar van zijn stuk grond was. Hij had wel een verkoopovereenkomst, had betaald en wat hem betrof was daarmee de kous af. Hij bouwt een hutje, 12m² groot, en begint met turfsteken.
In de jaren dertig-veertig werd turf een gewild product bij de boeren. Men had ontdekt dat het, vermengd met dierlijke mest, een goedkoop alternatief voor de dure kunstmest bood. Om de vraag te kunnen bijhouden, bouwde Ake eigenhandig een klein machineparkje met onderdelen van gedumpte auto’s die hij vond in de bossen in de buurt. Er was geen elektriciteits- of wateraansluiting om zijn machines aan te drijven, maar maakte gebruik van de benzine en olie uit de auto’s. Ondanks het ontbreken van enige technische kennis, kreeg hij de motoren die hij uit de wrakken sloopte, aan de praat. Hij boorde zelf een waterput en bouwde zelfs een klein spoorbaantje om de turf van de ene naar de andere plek te vervoeren.
Na de oorlog, toen het autobezit in Zweden uitbreidde en vernieuwde, werden oude auto’s vaak gedumpt in de bossen en het veen. Met de modernisering van de maatschappij, daalde ook de vraag naar turf en Danielsson richtte zich meer en meer op het slopen van auto’s en het verkopen van de onderdelen. Omdat er ook toen al allerlei milieumaatregelen golden, ontdeed hij de auto’s minutieus van alle benzine, olie, accu’s en andere mogelijk vervuilende stoffen. Wielen, en vooral de banden, bleken goed te verkopen aan de boeren uit de buurt die ze onder hun oude karren plaatsten. Van de auto’s bleef enkel nog de carrosserie over. Die zakten langzaam maar zeker in het veen.
In 1974 koopt hij zijn laatste wrak en houdt er daarna mee op. Maar zijn autokerkhof en de toeloop van jonge bezoekers op zoek naar onderdelen voor grote Amerikaanse auto’s die toen erg in waren (en waarvan er nog steeds veel rondrijden in Scandinavië), trekt de aandacht van een fotografe. Ze zoekt hem regelmatig op en krijgt uiteindelijk toestemming voor het maken van een fotoreportage. Ze zal de enige fotograaf worden die de schuwe Danielsson ooit voor de lens kreeg. De reeks werd gepubliceerd en van het een kwam het ander. In no time werd de plek een toeristische attractie. Om de een of andere reden leidde dit tot ergernis bij het gemeentebestuur, die uiteindelijk een bevel tot ontruiming van de plek uitvaardigde, op straffe van een boete van 10 000 Zweedse kronen. Daarbovenop zou het opruimen van de wrakken en machinerie Ake Danielsson nog eens 100 000 kronen kosten. Dat kon die nooit betalen.
De pers pikte het verhaal op en een aantal mensen gaan er zich mee bemoeien. Onder anderen de directeur van een museum in Växlö en het provinciebestuur. Na nog meer protest vanuit de plaatselijke bevolking haalt de gemeente uiteindelijk bakzeil. Immers, de afbraak van auto’s stopte in de zeventiger jaren, en noch gedurende de jaren dat Ake Danielsson zijn bedrijf uitbaatte, noch in de jaren erna, ondernam de gemeente enige actie. Toen ook de nationale overheid en het Provinciebestuur er zich ging mee moeien, beëindigde het gemeentebestuur de procedure.
Tot op hoge leeftijd woonde Ake Danielsson in zijn hutje van 12m² op de grond die officieel niet de zijne was. Op 27 november 2000 overleed hij in het Växjö ziekenhuis op 86 jarige leeftijd. Het autokerkhof is nu een museum over hoe de natuur de karkassen van de auto’s stilaan verteert en haar plaats weer opeist. Je ziet dan ook auto’s die langzaam in het veen verdwijnen of door allerlei grassen overwoekerd worden. Er groeien hier en daar zelfs bomen in de auto’s.
Bizarre plek met een bizar verhaal. Voor wie meer wil lezen: Bilkyrkogården – Skroten utanför Ryd
Op naar Husqvarna !!!!
(*) Lüllesmülle
Laatst bewerkt: