Tmanneke
MF veteraan
- 10 mrt 2020
- 2.658
- 3.659
In de jaren stillekes, toen de dieren nog praatten en de Russen in Rusland bleven, woonde en werkte ik in Ierland en fladderde ik met de regelmaat van een oude klok door Engeland en Schotland. Het waren de jaren dat de Britten, in tegenstelling tot bovengenoemde deugnieten, niet in Groot Brittannië bleven en naar de Falklands voeren om zeeslagje te spelen. De jaren van de Noord-Ierse burgeroorlog, in Engeland cynisch de “Troubles” genoemd, en van de wilde mijnwerkers stakingen. De Iron Lady hield daarbij haar poot zo stijf als haar haar.
De jaren ook waarin de Amerikanen hun atoombommen hier stockeerden en de tijd dat de helft van onze auto’s met een zonnige geel-rode sticker bedankte voor energie waar we nu te weinig van hebben. Kortom, er gebeurde weinig boeiends.
Dat was toen. “Hoe zou het nu zijn?”, vroeg ik me af. Wel, geen simpeler manier om daar achter te komen dan erheen te gaan en het uit te zoeken. Begin april tuigde ik de motor op en vertrok ik op een trip “down memory lane” naar Zuid Engeland, Wales, Noord Engeland, Noord Ierland, Ierland en Schotland.
Zet je neer en maak het je gemakkelijk, het wordt een lange rit. Veel leesplezier.
Deel 1: Zuid Engeland
Ik ga natuurlijk niet voor het goede weer naar UK en Ierland, maar de weergoden hadden best wat kunnen wachten met mij dat er vanaf de eerste dag al in te wrijven. Het begint dus slecht: met een beetje zon thuis vertrokken en vanaf Gent alleen maar regen, regen en nog eens regen.
De nieuwe motorjas houdt me droog en redelijk warm, behalve rond de polsen waar de binnenvoering mee naar buiten komt als ik mijn armen door de mouwen steek. Werkpuntje.
In Oostduinkerke eet ik mijn bokes met omelet, een traditie waar ik sinds mijn jeugd aan hou: ’s morgens vroeg eitjes bakken en efkes laten afkoelen buiten. Ondertussen verse boterhammen niet al te zuinig besmeren met echte boter en dan de omelet ertussen. Het brood moet uiteraard wit zijn en zeker niet ouder dan één dag. Tot slot aluminium folie er omheen en lichtjes tussen de bagage proppen. Immers, het pakketje moet bij het openen later licht ingedrukt zijn, de boterhammen aan de platte kant. Anders is het niet echt. Als dit ritueel goed uitgevoerd wordt, kan de hele reis sowieso niet meer tegenvallen. Voila, de toon is gezet. Iedereen heeft recht op een bijgeloofje , en zeker ik, bij ’t begin van een nieuwe reis naar de eilanden van mythes, sages en andere kletspraat.
Tot Duinkerke rij ik na mijn lunch verder in de regen. Het plenst en mijn vizier wordt ook aan de binnenkant nat, nadeel van een jethelm. Maar mijn lijf blijft verder droog. Dat kan niet gezegd worden van het dozijn Engelse wielertoeristen dat in de regen staat te wachten om aan boord te gaan. Afgelopen weekend was er de Ronde van Vlaanderen en zij hadden het amateurstuk gereden. Ik heb me nooit gerealiseerd dat dat zo’n ding was in Engeland. Niet alleen in Engeland overigens.
Ik ga schuilen onder het afdak bij de restauratie en na een minuut of tien kunnen we aan boord. Fietsers en motoren mogen eerst, gelukkig maar.
Er zijn hele discussies over het vastzetten van je motor tijdens een overvaart. Nu zie ik voor het eerst dat hij op de middenbok vastgesjord wordt. Helemaal gerust ben ik er niet op, het waait behoorlijk, ik schat windkracht 5 tot 6, maar ik ga ervan uit dat die zeelui veel vaker een motor hebben vastgezet in woelige wateren, het zal dus wel OK zijn. Voor alle zekerheid neem ik maar een foto.
Dat het nodig was om een en ander goed vast te sjorren bleek toen ik eenmaal boven in het restaurant zat met uitzicht op de boeg. Perfect zeilweer, althans: bekeken vanuit het restaurant. Aan de andere kant van het raam lijkt het me wat minder leuk.
In Dover aangekomen leek de lucht een beetje op te klaren. Er viel nog wel wat regen, maar heel wat minder dan thuis. Ik stel de GPS in op Sint John’s Cross en rij de haven uit. Geen grens- of covid controles en ik rij gezwind de Engelse wegen op. De one-liner op mijn koffiemok indachtig (“if nothing goes right, go left”) kies ik de juiste kant van de weg en mag het grote avontuur beginnen. Als alles goed gaat rij ik hier binnen een maand of drie terug de boot op richting huis. En -spoiler alert!- het is goed gegaan. Dat je dat al maar weet.
De eerste nacht kan ik mijn tent opzetten in de tuin van een café annex motorclub, gevonden via het BaB forum. BaB staat voor Bunk a Biker. Dat is een over de hele wereld verspreide gemeenschap van bikers die op vrijwillige basis accommodatie voorzien voor reizende bikers. Check it out op Bunk-a-Biker Home Goed adres voor wie wat later met de boot aankomt en goedkoop (gratis) zijn tent wil opzetten. Helaas waren ze reeds gesloten, het café is open van 8am tot 4pm. En ik was daar iets later. Gelukkig werd ik opgewacht en gewezen waar ik mijn tent kon opslaan. Er was daar verder totaal niks te beleven, dus vroeg in bed. Morgen zien we wel verder.
De eerste nacht op reis is zelden een goede nacht, ik moet weer wennen aan een slaapzak, buitentemperaturen in de buurt van het nulpunt en het tikken van de regen op de tent. Het duurt even voor ik de slaap kan vatten, ik lig te draaien en te keren en vind geen comfortabele positie. Dat is elk jaar weer hetzelfde gevecht met een zich om mij heen wikkelende slaapzak. Daarnaast moet mijn lijf ook weer aan de temperaturen wennen. Ik rits de onderkant van de slaapzak open zodat mijn te warme voeten naar buiten kunnen. Vijf minuten later rits ik hem terug dicht omdat ze het te koud krijgen. Dat ritueel herhaalt zich nog een paar keren tot ik eindelijk in slaap sukkel. Rond een uur of 2 bibber ik zowat mijn slaapzak uit. Toch maar die binnenslaapzak uit mijn tas gehaald en zoals ik vreesde is het daarin weer te warm. De slaapzak dan maar helemaal opengeritst en als een deken over de liner gelegd. Mijn wollen muts over mijn oren getrokken en iets later loop ik toch rond in dromenland.
Om 4 uur word ik wakker van de regen die op het tentzeil tikt. Ik sukkel de tent uit en ga de bloemetjes water geven, waarbij ik de drang weersta om het warme vocht over mijn ijskoude voeten te laten lopen. Als ik rond 7 uur voor de derde keer wakker word is het weer droog. Tijd om op te staan. Fluks de tent uit en auw, krakende botten en stijve spieren. Die laten me op niet al te subtiele wijze weten dat fluks opstaan de eerstkomende dagen niet zo fluks zal zijn. Wassen met koud water is een goede manier om het snel warm te krijgen en ik ontspan weer wat. En omdat ik nog geen koffie gezet heb en dus niet over warm water beschik, gebeurde het scheren ook koud. Ik overweeg om ontharingswax te kopen, lijkt me minder pijnlijk. Of gewoon niet scheren, kan ook.
Het café opent om 8 uur en ik bestel mijn eerste Engels ontbijt in lange tijd. Gelukkig zijn die worstjes en bonen met tomatensaus nog even onsmakelijk als in mijn herinnering en zwemmen de spiegeleieren in de olie alsof ze een Olympisch record moeten halen. De koffie benadert als steeds de kleur van Engelse thee die op zijn beurt eerder naar slappe koffie dan naar thee smaakt. Enfin, op de een of andere manier geniet ik ervan. Pure nostalgie.
Rond halfnegen is ik de boel naar binnen gewerkt en blijkt mijn tent ondertussen droog te zijn. Inpakken en wegwezen.
De rit gaat over mooie bochtige wegen en door mooie landschappen. Op de GPS heb ik wat kleinere plaatsen ingevoerd en ik zie wel waar ik uitkom. Met een beetje geluk ontdek je dan kleine verborgen pareltjes. Zoals het New Forest National Park. Dat is geen groot natuurpark, maar best wel de moeite waard. Ik toer wat rond van hier naar daar en terug naar hier. Er lopen schapen, wilde ezels en wilde paarden met vijf poten, ik verzin het niet! Ik heb er helaas geen foto’s van, maar Streetview van Google Maps, bevestigt mijn waarneming. (Check it out: de B3080 iets ten Noorden van Tethering Drove).
Via de B3078 rij ik verder naar Fordingbridge waar ik drie nachten boek op de lokale camping. Van hieruit wil ik Salisbury verkennen en Stonehenge bezoeken. En nog iets met vogels ook, later meer daarover.
Tegen mijn gewoonte doe ik de boodschappen na het opzetten van de tent. Twee lokale biertjes, worst en wat groenten voor het avond eten, brood, kaas en eitjes voor het ontbijt. Bij het wegrijden van de Spar neem ik onbewust de rechterkant van de weg. Gelukkig nog midden in het dorp en de eerste tegenligger gebaart vriendelijk dat ze hier links rijden. Het zal de enige keer op deze reis zijn dat me dat overkomt. Gelukkig maar. Blij dat ik een rustige rijder ben en bij het wegrijden niet het gas vol opentrok.
Terug op de camping trek ik een biertje open en geniet nog wat na van deze eerste rit aan de andere kant van het Kanaal.
Het wordt snel donker en kouder, de lente is nog jong en de dagen kort. Snel een avondmaal in mekaar flansen. Een uurtje en een “eenvoudige doch voedzame maaltijd” later duik ik mijn tent in. Het Zandmanneke arriveert iets later en met een voldaan gevoel vallen mijn ogen toe. Slaapwel.
De jaren ook waarin de Amerikanen hun atoombommen hier stockeerden en de tijd dat de helft van onze auto’s met een zonnige geel-rode sticker bedankte voor energie waar we nu te weinig van hebben. Kortom, er gebeurde weinig boeiends.
Dat was toen. “Hoe zou het nu zijn?”, vroeg ik me af. Wel, geen simpeler manier om daar achter te komen dan erheen te gaan en het uit te zoeken. Begin april tuigde ik de motor op en vertrok ik op een trip “down memory lane” naar Zuid Engeland, Wales, Noord Engeland, Noord Ierland, Ierland en Schotland.
Zet je neer en maak het je gemakkelijk, het wordt een lange rit. Veel leesplezier.
Deel 1: Zuid Engeland
4 april: Brussel – Duinkerke – Dover – John’s Cross (Route 1066 Café) 345 km.
Ik ga natuurlijk niet voor het goede weer naar UK en Ierland, maar de weergoden hadden best wat kunnen wachten met mij dat er vanaf de eerste dag al in te wrijven. Het begint dus slecht: met een beetje zon thuis vertrokken en vanaf Gent alleen maar regen, regen en nog eens regen.
De nieuwe motorjas houdt me droog en redelijk warm, behalve rond de polsen waar de binnenvoering mee naar buiten komt als ik mijn armen door de mouwen steek. Werkpuntje.
In Oostduinkerke eet ik mijn bokes met omelet, een traditie waar ik sinds mijn jeugd aan hou: ’s morgens vroeg eitjes bakken en efkes laten afkoelen buiten. Ondertussen verse boterhammen niet al te zuinig besmeren met echte boter en dan de omelet ertussen. Het brood moet uiteraard wit zijn en zeker niet ouder dan één dag. Tot slot aluminium folie er omheen en lichtjes tussen de bagage proppen. Immers, het pakketje moet bij het openen later licht ingedrukt zijn, de boterhammen aan de platte kant. Anders is het niet echt. Als dit ritueel goed uitgevoerd wordt, kan de hele reis sowieso niet meer tegenvallen. Voila, de toon is gezet. Iedereen heeft recht op een bijgeloofje , en zeker ik, bij ’t begin van een nieuwe reis naar de eilanden van mythes, sages en andere kletspraat.
Tot Duinkerke rij ik na mijn lunch verder in de regen. Het plenst en mijn vizier wordt ook aan de binnenkant nat, nadeel van een jethelm. Maar mijn lijf blijft verder droog. Dat kan niet gezegd worden van het dozijn Engelse wielertoeristen dat in de regen staat te wachten om aan boord te gaan. Afgelopen weekend was er de Ronde van Vlaanderen en zij hadden het amateurstuk gereden. Ik heb me nooit gerealiseerd dat dat zo’n ding was in Engeland. Niet alleen in Engeland overigens.
Ik ga schuilen onder het afdak bij de restauratie en na een minuut of tien kunnen we aan boord. Fietsers en motoren mogen eerst, gelukkig maar.
Er zijn hele discussies over het vastzetten van je motor tijdens een overvaart. Nu zie ik voor het eerst dat hij op de middenbok vastgesjord wordt. Helemaal gerust ben ik er niet op, het waait behoorlijk, ik schat windkracht 5 tot 6, maar ik ga ervan uit dat die zeelui veel vaker een motor hebben vastgezet in woelige wateren, het zal dus wel OK zijn. Voor alle zekerheid neem ik maar een foto.
Dat het nodig was om een en ander goed vast te sjorren bleek toen ik eenmaal boven in het restaurant zat met uitzicht op de boeg. Perfect zeilweer, althans: bekeken vanuit het restaurant. Aan de andere kant van het raam lijkt het me wat minder leuk.
In Dover aangekomen leek de lucht een beetje op te klaren. Er viel nog wel wat regen, maar heel wat minder dan thuis. Ik stel de GPS in op Sint John’s Cross en rij de haven uit. Geen grens- of covid controles en ik rij gezwind de Engelse wegen op. De one-liner op mijn koffiemok indachtig (“if nothing goes right, go left”) kies ik de juiste kant van de weg en mag het grote avontuur beginnen. Als alles goed gaat rij ik hier binnen een maand of drie terug de boot op richting huis. En -spoiler alert!- het is goed gegaan. Dat je dat al maar weet.
De eerste nacht kan ik mijn tent opzetten in de tuin van een café annex motorclub, gevonden via het BaB forum. BaB staat voor Bunk a Biker. Dat is een over de hele wereld verspreide gemeenschap van bikers die op vrijwillige basis accommodatie voorzien voor reizende bikers. Check it out op Bunk-a-Biker Home Goed adres voor wie wat later met de boot aankomt en goedkoop (gratis) zijn tent wil opzetten. Helaas waren ze reeds gesloten, het café is open van 8am tot 4pm. En ik was daar iets later. Gelukkig werd ik opgewacht en gewezen waar ik mijn tent kon opslaan. Er was daar verder totaal niks te beleven, dus vroeg in bed. Morgen zien we wel verder.
5 april 2022 : Route 1066 Café – Hill Cottage farm, Fordingbridge. (200 km)
De eerste nacht op reis is zelden een goede nacht, ik moet weer wennen aan een slaapzak, buitentemperaturen in de buurt van het nulpunt en het tikken van de regen op de tent. Het duurt even voor ik de slaap kan vatten, ik lig te draaien en te keren en vind geen comfortabele positie. Dat is elk jaar weer hetzelfde gevecht met een zich om mij heen wikkelende slaapzak. Daarnaast moet mijn lijf ook weer aan de temperaturen wennen. Ik rits de onderkant van de slaapzak open zodat mijn te warme voeten naar buiten kunnen. Vijf minuten later rits ik hem terug dicht omdat ze het te koud krijgen. Dat ritueel herhaalt zich nog een paar keren tot ik eindelijk in slaap sukkel. Rond een uur of 2 bibber ik zowat mijn slaapzak uit. Toch maar die binnenslaapzak uit mijn tas gehaald en zoals ik vreesde is het daarin weer te warm. De slaapzak dan maar helemaal opengeritst en als een deken over de liner gelegd. Mijn wollen muts over mijn oren getrokken en iets later loop ik toch rond in dromenland.
Om 4 uur word ik wakker van de regen die op het tentzeil tikt. Ik sukkel de tent uit en ga de bloemetjes water geven, waarbij ik de drang weersta om het warme vocht over mijn ijskoude voeten te laten lopen. Als ik rond 7 uur voor de derde keer wakker word is het weer droog. Tijd om op te staan. Fluks de tent uit en auw, krakende botten en stijve spieren. Die laten me op niet al te subtiele wijze weten dat fluks opstaan de eerstkomende dagen niet zo fluks zal zijn. Wassen met koud water is een goede manier om het snel warm te krijgen en ik ontspan weer wat. En omdat ik nog geen koffie gezet heb en dus niet over warm water beschik, gebeurde het scheren ook koud. Ik overweeg om ontharingswax te kopen, lijkt me minder pijnlijk. Of gewoon niet scheren, kan ook.
Het café opent om 8 uur en ik bestel mijn eerste Engels ontbijt in lange tijd. Gelukkig zijn die worstjes en bonen met tomatensaus nog even onsmakelijk als in mijn herinnering en zwemmen de spiegeleieren in de olie alsof ze een Olympisch record moeten halen. De koffie benadert als steeds de kleur van Engelse thee die op zijn beurt eerder naar slappe koffie dan naar thee smaakt. Enfin, op de een of andere manier geniet ik ervan. Pure nostalgie.
Rond halfnegen is ik de boel naar binnen gewerkt en blijkt mijn tent ondertussen droog te zijn. Inpakken en wegwezen.
De rit gaat over mooie bochtige wegen en door mooie landschappen. Op de GPS heb ik wat kleinere plaatsen ingevoerd en ik zie wel waar ik uitkom. Met een beetje geluk ontdek je dan kleine verborgen pareltjes. Zoals het New Forest National Park. Dat is geen groot natuurpark, maar best wel de moeite waard. Ik toer wat rond van hier naar daar en terug naar hier. Er lopen schapen, wilde ezels en wilde paarden met vijf poten, ik verzin het niet! Ik heb er helaas geen foto’s van, maar Streetview van Google Maps, bevestigt mijn waarneming. (Check it out: de B3080 iets ten Noorden van Tethering Drove).
Via de B3078 rij ik verder naar Fordingbridge waar ik drie nachten boek op de lokale camping. Van hieruit wil ik Salisbury verkennen en Stonehenge bezoeken. En nog iets met vogels ook, later meer daarover.
Tegen mijn gewoonte doe ik de boodschappen na het opzetten van de tent. Twee lokale biertjes, worst en wat groenten voor het avond eten, brood, kaas en eitjes voor het ontbijt. Bij het wegrijden van de Spar neem ik onbewust de rechterkant van de weg. Gelukkig nog midden in het dorp en de eerste tegenligger gebaart vriendelijk dat ze hier links rijden. Het zal de enige keer op deze reis zijn dat me dat overkomt. Gelukkig maar. Blij dat ik een rustige rijder ben en bij het wegrijden niet het gas vol opentrok.
Terug op de camping trek ik een biertje open en geniet nog wat na van deze eerste rit aan de andere kant van het Kanaal.
Het wordt snel donker en kouder, de lente is nog jong en de dagen kort. Snel een avondmaal in mekaar flansen. Een uurtje en een “eenvoudige doch voedzame maaltijd” later duik ik mijn tent in. Het Zandmanneke arriveert iets later en met een voldaan gevoel vallen mijn ogen toe. Slaapwel.
Bijlagen
Laatst bewerkt: