Ik heb vorig jaar een tocht door Duitsland, Zwitserland, Italië, Oostenrijk en Slovenië gemaakt, en ik vond het midden en oosten van Zwitserland het leukst. Geweldige wegen, en er zit vaak heel weinig afstand tussen de passen. Het rondje Grimselpas - Furkapas - Sustenpas is legendarisch, de Nufenen en de Gotthard (je kan hier ook over de oude pasweg, met kasseien) liggen daar bijna aan vast. Via de Oberalp-pas kan je dan door naar Graubünden, waar ook geweldig veel passen zijn. Een must is de route Ofenpass - Umbrailpass - Stelvio. Splügenpas (evt. via Malojapas), Albula, Julierspas, Fluelapas zijn ook allemaal leuk om te rijden. Maximumsnelheid vind ik in Duitsland juist vaak nogal ergerlijk, daar hebben ze er echt een handje van om voor een stuk met mooie bochten een bord 50 neer te zetten (wel eens in de Eiffel geweest?). In Zwitserland mag je op dit soort wegen vrijwel overal gewoon 80, waar je je handen vaak al vol aan hebt. En als je beneden de 100 blijft is er sowieso niet zo veel aan de hand. Het is echt niet zo dat die passen volstaan met flitspalen.
De dolomieten vind ik ook buitengewoon mooi, alleen soms is alles wel erg verwaarloosd (inclusief de staat van het wegdek). Lekker bochten rijden is er dan niet bij, het is af en toe meer een kwestie van slalommen om de gaten in de weg. Ook stoor ik me in Italië regelmatig aan het bumperkleven.
Oostenrijk vind ik wat minder als land om te toeren. Je hebt daar ook hele mooie passen (Grossglockner, Silvretta, Timmelsjoch, Staller Sattel, Nockalm, om er maar een paar te noemen), maar die liggen erg verspreid. In Oostenrijk rij je soms uren over hoofdwegen waar nauwelijks bochten in zitten.
Slovenië is overigens ook een aanrader, de Mangartpas en Vršič Pass vond ik bijzonder mooi, en in tegenstelling tot Italië zijn de wegen er fatsoenlijk onderhouden.