David_ZZR
MF veteraan
Voor ik vertrok had ik een waarschijnlijk heel erg mooie route gemaakt. Een paar voor mij nieuwe pasjes in Frankrijk en door de binnenlanden van Spanje heen. Ik zou uitkomen in de Loire waar ik een week met mijn vriendin door zou brengen die daar al zou zijn. Echter alles liep net iets anders dan gepland.
Zaterdag 18 juli 2015 – Puberale Vlaamse bikers
Zoals gepland zat ik redelijk vroeg op mijn geheel vol bepakte Strom. De gehele campeeruitrusting hing weer aan de motor. Dit is in mijn geval een tanktas voor mijn camera’s en wat papierwerk, zijkoffers voor kleding, boeken en toiletartikelen, een grote bagagerol voor mijn campeermeuk en als laatste de tas, van mijn werk, die niet open zou mogen. Deze laatste bevat in mijn geval dus mijn regenpak, thermo- / regenvoering, WD40, Ducktape en remreiniger .
Het eerste gedeelte van de route zou een saai stuk snelweg zijn. Normaal gezien ben ik echt tegen snelweg rijden. Echter het gebied waar ik woon is nou niet echt bepaald leuk om te rijden. Al helemaal niet als je een behoorlijke afstand af wilt leggen op een eerste vakantiedag. Er zat dus niets anders op dan de eerste 170 kilometer snelweg te doen tot aan Namur. Eenmaal van de snelweg af zat ik gelijk in een mooi stuk van de Ardennen en reed via Dinant via de Maas omlaag tot aan de Semois. Dit grensgebied tussen Frankrijk en België vind ik persoonlijk een van de mooiste stukjes van de Ardennen. Het asfalt is er redelijk okay, de bochten goed overzichtelijk en het is er erg rustig op de wegen.
Na de lunch, een stokbroodje verse Filet Américain zoals ze dat alleen in België kunnen maken, vervolgde ik mijn weg langs de Maas omlaag richting Verdun. Bij het plaatsje “Brabant sur Meuse” moest ik als Brabander zijnde natuurlijk even een fotootje maken. Niet veel verder begon mijn motor weer eens te rammelen. Het nieuwe tussenstukje van mijn kettingkast was weer eens doormidden gebroken. Ik kon dus weer aan de slag met tie-raps om de boel te herstellen. Een kwartiertje later zat de boel weer vast en was al het gereedschap weer opgeborgen onder mijn zadel.
De weg die ik volgde schoot lekker op. In Domrémy-la-Pucelle stopte ik even bij het geboortehuis van Jeanne d’Arc. Het huis stelde erg weinig voor, maar voor de geschiedenis van Frankrijk was dit dan weer wel een belangrijke plaats. Net voor ik bij Motorhotel / camping La Mouche was lag er een behoorlijke laag grind op de weg. Uitkijken dus en het tempo even een tikje omlaag brengen. Je weet immers maar nooit. Bij Motorhotel / camping La Mouche aangekomen was het goed toeven in de zon met een koud biertje. Ik koos een plekje uit in de hoek van de nog lege slaapzolder, douchte mezelf en hierna was het tijd voor enkele biertjes en een zeer goede bbq.
Na een gezellige avond bij La Mouche besloot ik rond een uur of 1 dat het na wat borrels nu echt tijd was om te gaan slapen. Ik ging mijn bedje in en viel als een blok in slaap. Echter rond de klok van 2 werd die rust bruut verstoord door een zatte Vlaming die ook op de zolder lag. Hij was het er duidelijk niet mee eens dat ik, en nog iemand anders ook op die zolder lagen. Hij was hier namelijk met zijn vriendenclubje en wij mochten hier niet liggen. Na deze man, waar overigens geen zinnig woord meer uit kwam, duidelijk te hebben gemaakt dat hij dit toch echt met de uitbater moest bespreken en niet met mij besloot hij dat het slimmer was, om na nog een hoop stampij toch maar te gaan slapen. Ik kon weer gaan slapen. Echter niet voor lang want rond de klok van 4 kwamen al zijn zatte maten de kamer op. Wat baalde ik dat ik niet even mijn tentje opgezet had. Het hele circus begon weer van voor af aan. Zelden zag ik volwassen mannen zichzelf zo kinderachtig gedragen. Na een hoop herrie was het rond de klok van 5 eindelijk rustig en kon ik gaan slapen.
Zondag 19 juli 2015 – Wederom erg mooi
Na een korte nacht stond ik redelijk brak op. De Vlaamse kinderclub liet ik lekker rustig liggen om de rust bij La Mouche nog even te bewaren. Ik sprong onder de douche om mezelf goed wakker te krijgen en leurde al mijn bagage richting mijn motor die mooi droog onder het afdak stond. Het regende nog een klein beetje, maar volgens de voorspellingen zou het daar snel mee ophouden. Het ontbijtje ging er goed in en na iedereen, behalve de Vlamingen, gedag gezegd te hebben kroop ik weer op de Strom. Het eerste stuk langs de Vogezen schoot lekker op. Natuurlijk zou het leuker geweest zijn om nog een ommetje te maken langs alle Ballons maar dan zou ik mijn geplande bestemming, Challes-les-Eaux nabij Chambéry, nooit halen.
In St. Hippolyte was het tijd om een bakkie te doen. De lucht dreigde met regen, echter het bleef lekker droog! De Gorges de Dessoubre waren wederom heel erg mooi. Het enige wat ik miste was die witte GS 800 die hier normaal als een strontvlieg in mijn spiegel bleef hangen. Plots zat ik weer in Zwitserland en hier waren het geheel verlaten weggetjes, met erg mooie uitzichten, van nog geen 2 meter breed door het glooiende landschap heen waar ik overheen reed. Wederom reed ik Frankrijk in en na een paar kilometer was daar wederom de grens met Zwitserland. Waar bij het eerste passeren nog net een bordje “Suisse” stond was het nu een geheel bewaakte grensovergang waarbij je moest hopen niet aan de kant gezet te worden. Ik zette mijn aller braafste gezicht op, bleef laag in de toeren zodat de Leovince’s onder mijn Strom zich ook braaf hielden, en ik mocht gelukkig weer doorrijden.
Ik reed langs het Lac de Joux en wederom zat ik na een paar kilometer weer in Frankrijk. Met een flinke bocht reed ik om Genève heen door de Jura. Hier kon ik lekker doorrijden en al snel zat ik in de buurt van het Lac de Bourget. Om niet door de drukte van Aix-les-Bains heen te hoeven had ik als toetje in de route nog een lusje gelegd door het Massif des Bauges. Via een superstijl weggetje stuurde ik omhoog het Massif de bauges in. Eenmaal boven aangekomen had ik een schitterend uitzicht over het meer en de stad die er aan lag. De temperatuur was redelijk aan de hoge kant. Dit resulteerde er in dat vele Fransozen uit de stad de koelte in dit Massif opzochten om hier in het bos de dag door te brengen. Het was er dus redelijk aan de drukke kant.
Na de afdaling welke jammer genoeg dus redelijk aan de drukke kant was reed ik Challes-les-Eaux in. De tank van de Strom werd nog even volgegooid zodat ik de volgende morgen met een volle tank de Alpen in kon rijden.
Op de camping was nog plek zat en ik kreeg een plekje toegewezen op zo’n 50 meter van de plek waar ik een aantal jaar eerder met Richard gestaan had. Toen de tent, na het breken en repareren van een van de stokken eindelijk stond kwam er een andere motorrijder met zijn vrouw naast me staan. Deze bleken over exact hetzelfde tentje te beschikken. Ik moest dus extra goed opletten dat ik niet in het verkeerde tentje zou kruipen na een eventueel nachtelijk toiletbezoek.
Het meest dichtbij zijnde restaurant was de pizzeria naast de camping. Hier was het loeidruk maar gelukkig was er nog wel een tafeltje vrij. Ik raakte aan de praat met een Yankee die met zijn dochter in het Ibis hotel van Challes-les-Eaux verbleef en ik was ineens zo ontzettend blij dat ik lekker in mijn tentje mocht slapen! Na een rondje gewandeld te hebben door het megasaaie stadje kwam ik weer terug op de camping. De rest van de avond bracht ik door met een boek en op tijd lag ik in mijn tent te slapen.
Maandag 20 juli 2015 – Kutwielrenners!
Voor vandaag had ik een aantal mooie bergpasjes gepland staan. Eerst een paar kleinere dan daarna de hoge Alpen in om vervolgens uit te komen in de Drôme. Na een ontbijtje van koffie met ontbijtkoek, welke ik nog uit Nederland had meegenomen, was de boel redelijk snel ingepakt en zat ik weer op de Strom. Het eerste colletje van de dag was de Col du Grand Cucheron. Niet echt spannend. Hierna reed ik een zijtak van de Col de Madeleine op genaamd de Col du Chaussy. Deze was wel erg mooi. De reden dat ik de Col de Chaussy wilde rijden was omdat deze uit zou komen op de Lancets de Montvernier. Een 18-tal krappe en stijle hairpins. De wielrenners op de Col de Chaussy dachten allen dat ze Indurain of Zoetemelk zelf waren en dus koning en vooral alleenheerser op de weg. Dit terwijl ze zonder enige beschermende kleding nog een zwakkere verkeersdeelnemer zijn dan motorrijders. Na een aantal van deze idioten ontweken te hebben omdat ze blind bochten in knallen zonder te kijken of er iets aan komt was ik eindelijk bijna bij de Lancets. Echter helaas… er lagen een paar hoge betonblokken op de weg. De weg was alleen toegankelijk voor wielrenners die hier hun fiets overheen konden tillen. Dit omdat een week later de tour de France er overheen zou komen. Ik begon steeds een grotere hekel aan deze lui te krijgen. Een week? En dan nu al afsluiten puur voor de hobbyisten….
Via een andere zijtak reed ik omlaag richting de snelweg die door het dal heen ging. De snelweg ging ik natuurlijk niet op want via de andere kant van het dal schoot ik de Col de Croix de Fer weer op. Ook hier was het een drukte van jewelste met wielrenners. Totaal suïcidaal reden ze omhoog en omlaag de bergpas op en af. Om maar te zwijgen van alle campers op de weg. Als je het leuk vind om camper te rijden wordt dan aub SRV-Man en ga niet met zo’n veel te brede en te trage triplex bak alles en iedereen ophouden op de berpasjes!
In Saint-Jean-d’Arves was het tijd voor een vroege lunch / laat ontbijt. De Snelle Jelle was toch niet vullend genoeg geweest. Bij een crêperie bestelde ik een crêpe met bosbessenjam. Dit ging er heel goed in en ik deed er goed aan even tot rust te komen. Na nog een bakkie koffie kon ik mijn route over de Croix de Fer vervolgen. De pas was echt schitterend om een keer in de zon te rijden. Vele malen beter dan de laatste keer dat ik ‘m reed in 2008 toen we een week lang met Motorvision in Oz-en-Oisans in de regen gezeten hebben.
Video:
Onder aan de Croix de Fer reed ik het racepasje op richting Oz-en-Oisans. Halverwege was hier een smalle aftakking welke richting de Alp d’Huez. Op dit weggetje was weer even rustig. Echter op de Alp d’Huez belandde ik in een waar gekkenhuis. Zelfs een week voor de tour de France over deze Col heen zou komen was het al een feest in de berm. Landgenoten staan daar dus een week lang in berm, uitgedost met de meest gekke kleding, Nederlandse vlaggen en spandoeken al te wachten tot er wat wielrenners omhoog komen. Ieder zijn vakantie, maar een week lang in dezelfde berm staan is nou niet echt bepaald mijn ding.
Video:
In Bourg d’Oisans lastte ik weer een korte lunch in om vervolgens aan het Alpentoetje van deze etappe te beginnen. De Col du Solude is lastig te vinden en als je 10 meter te ver rijd stuurt de Garmin je er al met een grote boog omheen. Dat gebeurde dus ook in mijn geval. Maar na de route een tweetal keer opnieuw ingeladen te hebben had ik dan eindelijk het paadje achter Bourg d’Oisans gevonden. Dit ging redelijk stijl langs een rotswand omhoog. Het asfalt was niet van de beste kwaliteit en de bescherming aan de zijkant bedroeg niet meer dan een klein betonnen muurtje van zo’n 30 cm hoog. Dat het hier ook geregeld fout ging was duidelijk te zien aan de vele kapotte stukken in het muurtje. En als het fout gaat dan gaat het er ook goed fout want na het muurtje gaan de rotsen enkele honderden meters de diepte in. Goed uitkijken dus! Na het stuk met de afgrond volgde enkele erg steile en smalle hairpins waarna ik in Villard-Notre-Dame uitkwam, een erg klein gehucht. Het weggetje werd smaller en het asfalt was ook vervangen door grind en op den duur door zand. Na nog enkel erg diepe afgronden zonder ook maar iets aan bescherming was ik eindelijk op de top van deze col. Wow wat was dit een gaaf stukje!
Video:
Na een erg mooie afdaling kwam ik uit op de Col d’Ornon. Nog een extra toetje dus. Natuurlijk was de weg bij Ponsonnas weer eens afgesloten waardoor ik na de bungeebrug af moest slaan naar een erg smal weggetje met wederom een flink aantal erg smalle hairpins stijl tegen de berg aan. Het begon steeds warmer te worden naarmate ik de Drôme naderde en toen ik eindelijk in een dorpje een fonteintje zag kon ik het dan ook niet laten mijn kop even onder deze kraan te houden. In Mens zag ik een supermarktje waar ik snel een cola en een banaan haalde om weer wat energie op te doen. Via de Col de Grimone en de Gorges de Gats reed ik richting Die. De tour zou hier vandaag langskomen maar door het oponthoud wat ik gedurende de dag al had door de campers en wielrenners was deze gelukkig al lang verdwenen. De kijkers echter nog niet. In Die was het dan ook een grote file waar ik met de motor gelukkig snel omheen kon rijden. Het was namelijk veel te heet om stil te staan in de brandende zon.
Het laatste stuk van de route was de blèrweg tussen Die en Crest. Ook hier was het redelijk aan de drukke kant maar hier doen automobilisten dingen die ze in Nederland en België niet doen: in de spiegels kijken en richting aangeven. Iedereen ging dus netjes aan de kant zodat ik lekker door kon gassen. Op de camping was het erg rustig en mijn favo plekje aan het water was gelukkig nog vrij. Het eten was een stuk beter dan het jaar ervoor en ondanks de rust op de camping was het toch nog wel erg gezellig. Na een aantal biertjes was het dan ook weer tijd om te gaan slapen.
Dinsdag 21 juli 2015 – Vers rubber!
Na een zelf gezet bakkie koffie reed ik naar Crest om mijn voorbandje te laten vervangen. Deze was redelijk plat gereden en stuurde voor geen meter meer. De motorzaak in Crest had gelijk tijd echter hadden ze geen echte allroad band op voorraad. Gezien het zomerse weer zou een toerband ook wel volstaan. Gelijk liet ik mijn remblokjes even wisselen want ik merkte dat deze ook redelijk verglaasd aan het worden waren. Mijn motorpak en toebehoren liet ik achter bij het motorzaakje en ik liep naar het terrasje van Crest om daar een bak koffie en iets te eten te nuttigen.
Klokslag 12 was mijn motor klaar en ik kon het bandje en de remblokken in gaan rijden. Eerst rustig op de normale weg naar Crest om vervolgens op de Col de Rousset even de boel goed op te rullen. Dat ik met een nieuw, nog glad, bandje reed was ik geheel vergeten. De Strom stuurde met deze nieuwe band echt fantastisch en al snel stond ik op de top van de Rousset. Via de Vercors reed ik terug naar de camping waar ik de rest van de dag besteedde met mijn boek en biertjes aan het zwembad. Het was weer rustiger geworden maar nog steeds erg gezellig.
Zaterdag 18 juli 2015 – Puberale Vlaamse bikers
Zoals gepland zat ik redelijk vroeg op mijn geheel vol bepakte Strom. De gehele campeeruitrusting hing weer aan de motor. Dit is in mijn geval een tanktas voor mijn camera’s en wat papierwerk, zijkoffers voor kleding, boeken en toiletartikelen, een grote bagagerol voor mijn campeermeuk en als laatste de tas, van mijn werk, die niet open zou mogen. Deze laatste bevat in mijn geval dus mijn regenpak, thermo- / regenvoering, WD40, Ducktape en remreiniger .
Het eerste gedeelte van de route zou een saai stuk snelweg zijn. Normaal gezien ben ik echt tegen snelweg rijden. Echter het gebied waar ik woon is nou niet echt bepaald leuk om te rijden. Al helemaal niet als je een behoorlijke afstand af wilt leggen op een eerste vakantiedag. Er zat dus niets anders op dan de eerste 170 kilometer snelweg te doen tot aan Namur. Eenmaal van de snelweg af zat ik gelijk in een mooi stuk van de Ardennen en reed via Dinant via de Maas omlaag tot aan de Semois. Dit grensgebied tussen Frankrijk en België vind ik persoonlijk een van de mooiste stukjes van de Ardennen. Het asfalt is er redelijk okay, de bochten goed overzichtelijk en het is er erg rustig op de wegen.
Na de lunch, een stokbroodje verse Filet Américain zoals ze dat alleen in België kunnen maken, vervolgde ik mijn weg langs de Maas omlaag richting Verdun. Bij het plaatsje “Brabant sur Meuse” moest ik als Brabander zijnde natuurlijk even een fotootje maken. Niet veel verder begon mijn motor weer eens te rammelen. Het nieuwe tussenstukje van mijn kettingkast was weer eens doormidden gebroken. Ik kon dus weer aan de slag met tie-raps om de boel te herstellen. Een kwartiertje later zat de boel weer vast en was al het gereedschap weer opgeborgen onder mijn zadel.
De weg die ik volgde schoot lekker op. In Domrémy-la-Pucelle stopte ik even bij het geboortehuis van Jeanne d’Arc. Het huis stelde erg weinig voor, maar voor de geschiedenis van Frankrijk was dit dan weer wel een belangrijke plaats. Net voor ik bij Motorhotel / camping La Mouche was lag er een behoorlijke laag grind op de weg. Uitkijken dus en het tempo even een tikje omlaag brengen. Je weet immers maar nooit. Bij Motorhotel / camping La Mouche aangekomen was het goed toeven in de zon met een koud biertje. Ik koos een plekje uit in de hoek van de nog lege slaapzolder, douchte mezelf en hierna was het tijd voor enkele biertjes en een zeer goede bbq.
Na een gezellige avond bij La Mouche besloot ik rond een uur of 1 dat het na wat borrels nu echt tijd was om te gaan slapen. Ik ging mijn bedje in en viel als een blok in slaap. Echter rond de klok van 2 werd die rust bruut verstoord door een zatte Vlaming die ook op de zolder lag. Hij was het er duidelijk niet mee eens dat ik, en nog iemand anders ook op die zolder lagen. Hij was hier namelijk met zijn vriendenclubje en wij mochten hier niet liggen. Na deze man, waar overigens geen zinnig woord meer uit kwam, duidelijk te hebben gemaakt dat hij dit toch echt met de uitbater moest bespreken en niet met mij besloot hij dat het slimmer was, om na nog een hoop stampij toch maar te gaan slapen. Ik kon weer gaan slapen. Echter niet voor lang want rond de klok van 4 kwamen al zijn zatte maten de kamer op. Wat baalde ik dat ik niet even mijn tentje opgezet had. Het hele circus begon weer van voor af aan. Zelden zag ik volwassen mannen zichzelf zo kinderachtig gedragen. Na een hoop herrie was het rond de klok van 5 eindelijk rustig en kon ik gaan slapen.
Zondag 19 juli 2015 – Wederom erg mooi
Na een korte nacht stond ik redelijk brak op. De Vlaamse kinderclub liet ik lekker rustig liggen om de rust bij La Mouche nog even te bewaren. Ik sprong onder de douche om mezelf goed wakker te krijgen en leurde al mijn bagage richting mijn motor die mooi droog onder het afdak stond. Het regende nog een klein beetje, maar volgens de voorspellingen zou het daar snel mee ophouden. Het ontbijtje ging er goed in en na iedereen, behalve de Vlamingen, gedag gezegd te hebben kroop ik weer op de Strom. Het eerste stuk langs de Vogezen schoot lekker op. Natuurlijk zou het leuker geweest zijn om nog een ommetje te maken langs alle Ballons maar dan zou ik mijn geplande bestemming, Challes-les-Eaux nabij Chambéry, nooit halen.
In St. Hippolyte was het tijd om een bakkie te doen. De lucht dreigde met regen, echter het bleef lekker droog! De Gorges de Dessoubre waren wederom heel erg mooi. Het enige wat ik miste was die witte GS 800 die hier normaal als een strontvlieg in mijn spiegel bleef hangen. Plots zat ik weer in Zwitserland en hier waren het geheel verlaten weggetjes, met erg mooie uitzichten, van nog geen 2 meter breed door het glooiende landschap heen waar ik overheen reed. Wederom reed ik Frankrijk in en na een paar kilometer was daar wederom de grens met Zwitserland. Waar bij het eerste passeren nog net een bordje “Suisse” stond was het nu een geheel bewaakte grensovergang waarbij je moest hopen niet aan de kant gezet te worden. Ik zette mijn aller braafste gezicht op, bleef laag in de toeren zodat de Leovince’s onder mijn Strom zich ook braaf hielden, en ik mocht gelukkig weer doorrijden.
Ik reed langs het Lac de Joux en wederom zat ik na een paar kilometer weer in Frankrijk. Met een flinke bocht reed ik om Genève heen door de Jura. Hier kon ik lekker doorrijden en al snel zat ik in de buurt van het Lac de Bourget. Om niet door de drukte van Aix-les-Bains heen te hoeven had ik als toetje in de route nog een lusje gelegd door het Massif des Bauges. Via een superstijl weggetje stuurde ik omhoog het Massif de bauges in. Eenmaal boven aangekomen had ik een schitterend uitzicht over het meer en de stad die er aan lag. De temperatuur was redelijk aan de hoge kant. Dit resulteerde er in dat vele Fransozen uit de stad de koelte in dit Massif opzochten om hier in het bos de dag door te brengen. Het was er dus redelijk aan de drukke kant.
Na de afdaling welke jammer genoeg dus redelijk aan de drukke kant was reed ik Challes-les-Eaux in. De tank van de Strom werd nog even volgegooid zodat ik de volgende morgen met een volle tank de Alpen in kon rijden.
Op de camping was nog plek zat en ik kreeg een plekje toegewezen op zo’n 50 meter van de plek waar ik een aantal jaar eerder met Richard gestaan had. Toen de tent, na het breken en repareren van een van de stokken eindelijk stond kwam er een andere motorrijder met zijn vrouw naast me staan. Deze bleken over exact hetzelfde tentje te beschikken. Ik moest dus extra goed opletten dat ik niet in het verkeerde tentje zou kruipen na een eventueel nachtelijk toiletbezoek.
Het meest dichtbij zijnde restaurant was de pizzeria naast de camping. Hier was het loeidruk maar gelukkig was er nog wel een tafeltje vrij. Ik raakte aan de praat met een Yankee die met zijn dochter in het Ibis hotel van Challes-les-Eaux verbleef en ik was ineens zo ontzettend blij dat ik lekker in mijn tentje mocht slapen! Na een rondje gewandeld te hebben door het megasaaie stadje kwam ik weer terug op de camping. De rest van de avond bracht ik door met een boek en op tijd lag ik in mijn tent te slapen.
Maandag 20 juli 2015 – Kutwielrenners!
Voor vandaag had ik een aantal mooie bergpasjes gepland staan. Eerst een paar kleinere dan daarna de hoge Alpen in om vervolgens uit te komen in de Drôme. Na een ontbijtje van koffie met ontbijtkoek, welke ik nog uit Nederland had meegenomen, was de boel redelijk snel ingepakt en zat ik weer op de Strom. Het eerste colletje van de dag was de Col du Grand Cucheron. Niet echt spannend. Hierna reed ik een zijtak van de Col de Madeleine op genaamd de Col du Chaussy. Deze was wel erg mooi. De reden dat ik de Col de Chaussy wilde rijden was omdat deze uit zou komen op de Lancets de Montvernier. Een 18-tal krappe en stijle hairpins. De wielrenners op de Col de Chaussy dachten allen dat ze Indurain of Zoetemelk zelf waren en dus koning en vooral alleenheerser op de weg. Dit terwijl ze zonder enige beschermende kleding nog een zwakkere verkeersdeelnemer zijn dan motorrijders. Na een aantal van deze idioten ontweken te hebben omdat ze blind bochten in knallen zonder te kijken of er iets aan komt was ik eindelijk bijna bij de Lancets. Echter helaas… er lagen een paar hoge betonblokken op de weg. De weg was alleen toegankelijk voor wielrenners die hier hun fiets overheen konden tillen. Dit omdat een week later de tour de France er overheen zou komen. Ik begon steeds een grotere hekel aan deze lui te krijgen. Een week? En dan nu al afsluiten puur voor de hobbyisten….
Via een andere zijtak reed ik omlaag richting de snelweg die door het dal heen ging. De snelweg ging ik natuurlijk niet op want via de andere kant van het dal schoot ik de Col de Croix de Fer weer op. Ook hier was het een drukte van jewelste met wielrenners. Totaal suïcidaal reden ze omhoog en omlaag de bergpas op en af. Om maar te zwijgen van alle campers op de weg. Als je het leuk vind om camper te rijden wordt dan aub SRV-Man en ga niet met zo’n veel te brede en te trage triplex bak alles en iedereen ophouden op de berpasjes!
In Saint-Jean-d’Arves was het tijd voor een vroege lunch / laat ontbijt. De Snelle Jelle was toch niet vullend genoeg geweest. Bij een crêperie bestelde ik een crêpe met bosbessenjam. Dit ging er heel goed in en ik deed er goed aan even tot rust te komen. Na nog een bakkie koffie kon ik mijn route over de Croix de Fer vervolgen. De pas was echt schitterend om een keer in de zon te rijden. Vele malen beter dan de laatste keer dat ik ‘m reed in 2008 toen we een week lang met Motorvision in Oz-en-Oisans in de regen gezeten hebben.
Video:
Onder aan de Croix de Fer reed ik het racepasje op richting Oz-en-Oisans. Halverwege was hier een smalle aftakking welke richting de Alp d’Huez. Op dit weggetje was weer even rustig. Echter op de Alp d’Huez belandde ik in een waar gekkenhuis. Zelfs een week voor de tour de France over deze Col heen zou komen was het al een feest in de berm. Landgenoten staan daar dus een week lang in berm, uitgedost met de meest gekke kleding, Nederlandse vlaggen en spandoeken al te wachten tot er wat wielrenners omhoog komen. Ieder zijn vakantie, maar een week lang in dezelfde berm staan is nou niet echt bepaald mijn ding.
Video:
In Bourg d’Oisans lastte ik weer een korte lunch in om vervolgens aan het Alpentoetje van deze etappe te beginnen. De Col du Solude is lastig te vinden en als je 10 meter te ver rijd stuurt de Garmin je er al met een grote boog omheen. Dat gebeurde dus ook in mijn geval. Maar na de route een tweetal keer opnieuw ingeladen te hebben had ik dan eindelijk het paadje achter Bourg d’Oisans gevonden. Dit ging redelijk stijl langs een rotswand omhoog. Het asfalt was niet van de beste kwaliteit en de bescherming aan de zijkant bedroeg niet meer dan een klein betonnen muurtje van zo’n 30 cm hoog. Dat het hier ook geregeld fout ging was duidelijk te zien aan de vele kapotte stukken in het muurtje. En als het fout gaat dan gaat het er ook goed fout want na het muurtje gaan de rotsen enkele honderden meters de diepte in. Goed uitkijken dus! Na het stuk met de afgrond volgde enkele erg steile en smalle hairpins waarna ik in Villard-Notre-Dame uitkwam, een erg klein gehucht. Het weggetje werd smaller en het asfalt was ook vervangen door grind en op den duur door zand. Na nog enkel erg diepe afgronden zonder ook maar iets aan bescherming was ik eindelijk op de top van deze col. Wow wat was dit een gaaf stukje!
Video:
Na een erg mooie afdaling kwam ik uit op de Col d’Ornon. Nog een extra toetje dus. Natuurlijk was de weg bij Ponsonnas weer eens afgesloten waardoor ik na de bungeebrug af moest slaan naar een erg smal weggetje met wederom een flink aantal erg smalle hairpins stijl tegen de berg aan. Het begon steeds warmer te worden naarmate ik de Drôme naderde en toen ik eindelijk in een dorpje een fonteintje zag kon ik het dan ook niet laten mijn kop even onder deze kraan te houden. In Mens zag ik een supermarktje waar ik snel een cola en een banaan haalde om weer wat energie op te doen. Via de Col de Grimone en de Gorges de Gats reed ik richting Die. De tour zou hier vandaag langskomen maar door het oponthoud wat ik gedurende de dag al had door de campers en wielrenners was deze gelukkig al lang verdwenen. De kijkers echter nog niet. In Die was het dan ook een grote file waar ik met de motor gelukkig snel omheen kon rijden. Het was namelijk veel te heet om stil te staan in de brandende zon.
Het laatste stuk van de route was de blèrweg tussen Die en Crest. Ook hier was het redelijk aan de drukke kant maar hier doen automobilisten dingen die ze in Nederland en België niet doen: in de spiegels kijken en richting aangeven. Iedereen ging dus netjes aan de kant zodat ik lekker door kon gassen. Op de camping was het erg rustig en mijn favo plekje aan het water was gelukkig nog vrij. Het eten was een stuk beter dan het jaar ervoor en ondanks de rust op de camping was het toch nog wel erg gezellig. Na een aantal biertjes was het dan ook weer tijd om te gaan slapen.
Dinsdag 21 juli 2015 – Vers rubber!
Na een zelf gezet bakkie koffie reed ik naar Crest om mijn voorbandje te laten vervangen. Deze was redelijk plat gereden en stuurde voor geen meter meer. De motorzaak in Crest had gelijk tijd echter hadden ze geen echte allroad band op voorraad. Gezien het zomerse weer zou een toerband ook wel volstaan. Gelijk liet ik mijn remblokjes even wisselen want ik merkte dat deze ook redelijk verglaasd aan het worden waren. Mijn motorpak en toebehoren liet ik achter bij het motorzaakje en ik liep naar het terrasje van Crest om daar een bak koffie en iets te eten te nuttigen.
Klokslag 12 was mijn motor klaar en ik kon het bandje en de remblokken in gaan rijden. Eerst rustig op de normale weg naar Crest om vervolgens op de Col de Rousset even de boel goed op te rullen. Dat ik met een nieuw, nog glad, bandje reed was ik geheel vergeten. De Strom stuurde met deze nieuwe band echt fantastisch en al snel stond ik op de top van de Rousset. Via de Vercors reed ik terug naar de camping waar ik de rest van de dag besteedde met mijn boek en biertjes aan het zwembad. Het was weer rustiger geworden maar nog steeds erg gezellig.