Hier de officiele klacht tegen de adspirant, gericht aan zijn baas
:
Aan de Korpschef van de politieregio Gelderland - Zuid
Postbus 9109
6500 HL Nijmegen
Onderwerp: Klacht optreden adspirant.
Lienden, 10 augustus 2001
Geachte korpschef,
Op 14 juni 2001 ben ik bekeurd voor een lichte verkeersovertreding door een leerling - politieman,
de adspirant Broere.
Deze adspirant werkte op dat moment als stagiaire in uw regio.
De adspirant heeft mij onrechtmatig bekeurd, hetgeen voor mij aanleiding is daarover een klacht bij u in te dienen.
De redenen die leiden tot onrechtmatigheid zijn dat de adspirant:
1. Optrad in strijd met het bepaalde van art. 7 lid 2 Politiewet 1993
2. Optrad zonder onder leiding te staan van zijn stage-begeleider
3. Gebruik maakte van bevoegdheden uit de Algemene wet bestuursrecht, zonder dat hij een taak had
Optreden in strijd met artikel 7 lid 2 Politiewet 1993.
De betreffende stagiaire is opgetreden buiten zijn gebied van aanstelling, de regio Gelderland - Zuid. Hij heeft mij namelijk bekeurd in Ressen, dat ligt in de politieregio Gelderland - Midden.
Dit optreden is in strijd met het bepaalde in artikel 7 lid 2 Politiewet 1993. Dit artikel bepaalt namelijk dat een ambtenaar van politie zich onthoudt van optreden buiten zijn gebied van aanstelling, tenzij ingevolge regels gesteld bij- of krachtens de wet, danwel in opdracht of met toestemming van het bevoegd gezag.
Deze uitzonderingsbepalingen waren niet van toepassing.
Dit houdt in dat de wetmatigheid van dit optreden ontbreekt.
Optreden in strijd met bepalingen stage-begeleiding.
Een leerling politie-agent dient om het vak te leren praktijkervaring op te doen. Dit optreden is echter beperkt tot alleen het optreden onder leiding en -verantwoordelijkheid van een stagebegeleider.
In dit geval was de adspirant werkzaam in zijn prive - tijd, zonder dat hij daarvoor toestemming had van zijn stagebegeleider.
Dit betekent dat het optreden als prive-persoon kan worden beschouwd en daarvoor zijn de gebruikte overheidsbevoegdheden niet toegekend.
Dit eigenmachtig optreden heeft er dan ook in geresulteerd dat de stagiaire mij een een teken tot stoppen heeft gegeven door het geven van lichtsignalen. Dit levert een overtreding op van een artikel uit het RVV, dat het geven van dergelijke signalen verbiedt, tenzij deze dienen ter afwending van gevaar. Dit gevaar was niet aanwezig.
Bovendien is een dergelijk teken tot stoppen geen stopteken zoals dat is voorgeschreven in de Regeling stilhoudingsvordering toezichthouders, als bedoeld in artikel 5.19 lid 5 Algemene wet bestuursrecht. (AWB)
Gebruikmaking van bevoegdheden zonder noodzaak.
Genoemde adspirant heeft als toezichthouder gebruik gemaakt van bevoegdheden uit hoofdstuk 5 van de AWB.
Hij was echter op dat moment niet werkzaam als toezichthouder, hij was immers prive-persoon. Bovendien bepaalt artikel 5.13 AWB dat een toezichthouder van zijn bevoegdheden alleen gebruik maakt als dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is.
Zoals gezegd, de adspirant had op dat moment geen taak, hij was immers vrij. Dit betekent dat de wetmatigheid voor zijn optreden ontbreekt.
Het kan nimmer de bedoeling van de wetgever zijn geweest om ambtenaren in hun prive-tijd te voorzien van ambtelijke bevoegdheden, en zeer zeker niet voor een leerling die het vak nog moet leren.
Bij mij is de indruk gewekt dat genoemd optreden voornamelijk is ingegeven door persoonlijke motieven, wat ook als hobbyisme kan worden aangeduid.
U kunt dit als korpschef zelf toetsen. Ook u bent bevoegd om beschikkingen uit te reiken. En ook u komt dagelijks vele (kleine) verkeersovertredingen op de weg tegen. U kunt daarbij ook nagaan hoeveel van dergelijke beschikkingen u in het afgelopen jaar heeft opgemaakt in privetijd, buiten uw gebied van aanstelling.
Het antwoord op deze vraag geeft waarschijnlijk aan dat het optreden van deze adspirant is ingegeven door andere motieven dan een professionele instelling.
Verder durf ik de stelling aan dat de adspirant mij heeft ‘gezocht’ door enkele malen het gehele klaverblad Ressen rond te rijden (in een 8). Ik wijs er met nadruk op dat het ging om een lichte verkeersovertreding, waarbij de adspirant mij bovendien de gelegenheid gaf om hem rechts voorbij te gaan. Hij reed namelijk in een bocht van het klaverblad, tot de uiterste linkerzijde van de rijbaan. Daarbij wekte hij bij mij de indruk dat hij mij (op mijn motor) de ruimte bood om hem rechts voorbij te gaan. Op dat moment bevond zich geen ander verkeer op die weg.
Dat het hier een lichte verkeersovertreding ging, blijkt ook uit het feit dat hiervoor een beschikking kon worden uitgereikt. Zware verkeersovertredingen of -misdrijven vallen niet onder de werking van de WAHV.
Een en ander kan alleen tot de conclusie leiden dat het optreden van de adspirant als onrechtmatig dient te worden bestempeld.
Aangaande dit optreden ben ik in beroep gegaan bij de Officier van Justitie. Daarnaast overweeg ik een klacht in de dienen bij de Nationale Ombudsman.
Belangrijker echter nog vind ik dat een leerling het besef heeft dat hij alleen optreedt binnen de regels die van kracht zijn. Dat optreden dient voortdurend getoetst te worden door de stage-begeleider die juist is aangesteld om de leerling de juiste weg te wijzen en daarmee onder andere onrechtmatig optreden kan voorkomen. Het eigenmachtig optreden in strijd met de regelgeving leidt tot problemen zoals genoemd.
Ik wacht uw reactie met belangstelling af.
Met vriendelijke groet,
* Duderuud *