Dag 8 – 27/07
Begin: Nabij Kårvåg, 09:45
Eind: Sogndal, 20:40
Gereden tijd: 10:55 uur
Gereden afstand: 451 km
Gemiddelde snelheid: 41 km/h
Als ik wakker word is het gestopt met regenen en kan ik eindelijk even gaan plassen zonder een nat pak te halen.
Voordat ik begin met inpakken kijk ik nog even goed rond waar ik nou eigenlijk beland ben. Daar had ik gisterenavond helemaal niet meer de moeite voor genomen. Het inpakken is nog een heel gedoe met al die natte zooi. Gelukkig kan ik het wel op m’n gemak doen, zonder de regen. Ofnouja niet helemaal op m’n gemak. Er vliegen een heleboel kleine bijtende vliegjes rond en die maken het pakken verdomde lastig. Afwisselend trek ik een haring uit de grond en mep de vliegjes op m’n gezicht plat. Het zal vast een bijzonder komisch gezicht geweest zijn, maar op dat moment werd ik er niet echt blij van.
Ik besluit om de binnentent er maar uit te haken en die los te verpakken in de hoop zo die niet nog vochtiger te maken dan dat deze al is. Omdat de lucht er nog steeds onheilspellend grijs uit ziet besluit ik m’n regenpak maar gewoon meteen aan te trekken. Dan hoeft dat natte ding niet in de koffer en hopelijk droogt hij dan een beetje tijdens het rijden.
Na 45 min pakken ben ik dan klaar om te gaan en om 0945 rij ik het veld weer uit, richting het zuiden. Hopelijk is het weer daar wat beter. Maar voordat ik echt op pad ga, ga ik eerst nog even langs de supermarkt. Ik heb namelijk geen ontbijt, lunch of avondeten meer. Als ik de supermarkt uit loop is het net 10 uur geweest en valt me op dat de brandstofprijzen bij het tankstation naast de supermarkt hoger zijn dan toen ik naar binnen ging. Het verhaal dat de brandstofprijzen in Noorwegen na 10 uur enkele kronen hoger zijn blijkt dus echt waar te zijn.
Ik vind het op zich trouwens een mooie constructie hoe er naast elk tankstation een supermarkt zit of andersom. In sommige gevallen zijn ze zelfs gecombineerd in één gebouw. Zo ben je in een keer klaar en dat scheelt in zo’n uitgestrekt land als Noorwegen enorm. De afstand tussen plekken is echt gigantisch, zeker voor een Nederlander.
Al snel kom ik aan bij het begin van de Atlanterhavsveisen. Er wordt altijd gezegd dat dit een van de mooiste en bijzonderste wegen in Noorwegen is. Nou is het best grappig om zo van eilandje naar eilandje te rijden met aan twee kanten de Atlantische oceaan en zijn de vele bruggen best bijzonder, maar het is toch minder imposant dan ik me had voorgesteld en de foto’s die ik gezien had je wilden doen geloven. De foto die ik daar genomen heb is ook niet zo denderend als die je op het internet wel eens ziet, maar in ieder geval wel in lijn met mijn beleving.
Met een combinatie van bijzondere tunnels en veerboten navigeer ik langs de fjorden richting het zuiden. Ook hier is het landschap nog vrij grauw en kaal. Ergens wel bijzonder, maar niet zo imposant als ik mij had voorgesteld.
Als ik echter in de buurt van de Trollstigen kom doemt er opeens prachtig gebergte op en veranderd de omgeving vrij snel van grauw en kil naar een veel kleurrijkere omgeving. De temperatuur ligt zo in het wat beschuttere landschap ook veel hoger en ik heb het plotseling heel warm met m’n regenpak en winter handschoenen aan. Het verschil in temperatuur is heel sterk en voordat ik gestopt ben heb ik al zweet handen en krijg de dikke handschoenen nauwelijks normaal uit. Ook het regenpak, een tussenlaag en de warme col gaan uit en ik rits alles open.
Als ik dan echter een paar honderd meter op weg ben zijn alle ritsen open toch iets te optimistisch, zo warm is het nou ook weer niet. Dus ik stop nog maar een keer en rits weer wat dicht. Als ik dan toch weer stil sta kan ik gelijk even een foto nemen.
Voordat ik de Trollstigen bestijg ga ik eerst nog even tanken bij het tankstation aan de voet van het gebergte en ik ben niet de enige die naar weg 63 wil. Het is goed druk en het is dan eigenlijk ook meer filerijden dan lekker een pas oprijden. Omdat ik het verderop de berg helemaal vast zie staan, zet ik de motor in een van de inhammen aan de kant en ga even bij het smeltwater dan naar beneden komt kijken. Als ik m’n oordoppen uitdoe valt het pas op met wat voor een geweld het water de berg afstroomt en wat een lawaai dat maakt. Als ik het wandelpad naast de ‘parkeerplaats’ naar beneden glibber kom ik al snel bij het water uit. Het is prachtig helderblauw, heel erg koud en de stroming is bijzonder krachtig. Je wilt er hier absoluut niet invallen.
De lucht hangt vol met heerlijk koele waterdruppels die door alle botsingen met de stenen in het water de lucht in geslingerd worden. Eerst ga ik even zitten kijken naar hoe het water stroomt en verwonder me wederom over de krachten van moeder natuur. De combinatie van kracht en elegantie heeft voor mij iets magisch.
Ik probeer een foto te maken met het water, maar omdat een selfie ook niet alles is probeer ik het met de zelfonstpanner. Alles in beeld krijgen en er zelf ook nog een beetje oké op staan is echter niet zo makkelijk. De maximale onspantijd is 10 seconden en dat is toch best kort als je in je motorpak over allemaal glibberige stenen moet klimmen. Na een aantal mislukte pogingen, waarbij je me nog over de stenen ziet klauteren of waarbij ik nog wild sta te positioneren op de grote steen, zit er wel een foto tussen die ik geslaagd vind.
Het is eigenlijk ook hier nog best wel warm en dat rennen in een motorpak helpt ook niet echt. Dus besluit ik om verder omhoog te gaan naar wat koelere lucht. Het verkeer gaat nog steeds niet echt hard. Met name de gigantische campers hebben het moeilijk met alle haarspeldbochten en halen de gang er goed uit. Daarnaast zijn de moderne auto’s eigenlijk veel te breed voor de weg. Op sommige plaatsen staan ze te stuntelen om elkaar te kunnen passeren. Anderzijds mag ik ook weer niet echt klagen, het uitzicht is geweldig en ik heb zo meer dan voldoende tijd om een beetje om me heen te kijken.
Bij de top aangekomen stop ik bij het gigantische toeristencentrum. De parkeerplaats is extreem vol en zelfs een motor is moeilijk kwijt te raken. Na even rondgereden te hebben kom ik bij een plekje waar ik m’n motor nog wel redelijk kwijt kan. M’n koffers zitten vrij vol en ik heb ook geen zin om van alles mee te slepen, dus ik hang m’n helm en rugzak met waterzak aan m’n stuur en steek m’n handschoenen tussen de bevestiging van de tanktas en de tank. Ik ga ervan uit dat ik het hier wel rustig zou moeten kunnen laten hangen. Op de veerpont van Denemarken naar Noorwegen is het immers ook goed gegaan.
Het toeristencentrum is van het type modern Scandinavisch design en past opzich wel redelijk in het berglandschap, maar of ik het ook echt mooi vind weet ik niet. Het ziet er in ieder geval uit alsof het een godsvermogen gekost heeft, anderzijds kost bijna alles dat zo hoog in de bergen. Gezien de enorme drukte zullen ze het ook wel weer redelijk snel terugverdienen.
Iedereen loopt hier wel heel dicht op elkaar en voel me daar toch niet helemaal prettig bij, dus probeer zoveel mogelijk afstand te houden, al dat lukt niet helemaal. Ik klauter over een ander ‘paadje’ nog een stukje omhoog. Wat overigens met crosslaarzen en een motorpak aan niet gemakkelijk is. Zowel de beperkte bewegingsvrijheid in de laars als de relatief gladde zolen maken dat ik m’n tocht maar redelijk snel staak. Hier had ik me toch niet helemaal op voorbereid. Ik kijk nog snel even rond en besluit dan dat ik het wel gezien heb.
Voordat ik vertrek besluit ik om nog even te gaan plassen. Vanaf het moment dat je de toiletruimte binnenstapt is het te ruiken dat dat hier gratis kan. Het lijkt erop of bij de urinoirs er zeker 50% naast gaat en in de toiletstallen heb ik niet durven kijken. Nou is het als man allemaal wel te overleven, maar ik vraag me toch af waarom het zo moeilijk is om raak te plassen en het een beetje schoon te houden.
Daarna sta ik toch nog een tijd in de shop naar de souvenirs te kijken. Ik vind het altijd leuk wat mee naar huis te nemen en denk dat dit de beste kans ik die ik krijg. Na lang twijfelen wat leuk is neem ik voor m’n zusje een hoodie mee, een set pannenlappen voor m’n vader en een set speelkaarten voor m’n moeders collectie. Bij de kassa mag ik omgerekend ruim 50 euro aftikken, maar ik had ook niet anders verwacht op zo’n toeristische plek.
Ik pak de souvenirs goed in een dubbele plastic zak en snoer ze strak vast boven op de rechter koffer, in de koffers is namelijk geen ruimte en wil het ook niet in de zak bij de vochtige tent doen. Hopelijk blijft het zo goed zitten. Dan kleed ik me weer aan en geef ik m’n parkeer plekje af aan een van de vele auto’s die naarstig op zoek zijn.
De afdaling is een stuk minder spectaculair dan de klim, maar is nog steeds wel leuk rijden en het rijdt een stuk beter door dan de weg omhoog. Het lijkt er ook op dat hier een stuk minder auto’s rijden.
Na een tijdje kom ik weer een veerboot overgang tegen. Ze zijn bezig met het asfalt en moeten dus even wachten. Mooie opstelplaatsen zowel langs de weg, als op de kleine echte opstelplaats voor de veerboot. Echt lang wachten hoeft niet. Sowieso niet, ze varen met enorme regelmaat heen en weer. Overtocht is ongeveer 10 minuten en er varen 2 tegen elkaar in, dus duurt nooit langer dan 20 min.
Op de veerboot kom ik een Zwitser tegen die op de terugweg is van z’n reis via de Noordkaap. Hij vertelde dat hij een stuk van de TET heeft proberen te rijden, maar dat te zwaar vond. Als ik zo naar z’n bagage kijk had dat lichter gekund, maar had hij naar mijn idee best een eind moeten kunnen komen met de R1150GS en de Heidenau’s. Al weet ik natuurlijk niet welk stuk hij gereden heeft en hoeveel ervaring hij heeft. Het is toch voor iedereen anders en in m’n eentje ben ik toch ook wel sneller geneigd iets als te moeilijk of zwaar in te schatten. We staan daar een beetje te kletsen en ongemakkelijk te doen. Ik weet niet helemaal zeker wat hij van mij verlangt en of hij graag een stuk samen wil rijden of behoefte heeft aan wat langer kletsen. Hij geeft namelijk aan al 2,5 maand alleen op pad te zijn. Maar eigenlijk ben ik niet in zo’n kletsstemming en zeg dat ik nog even op het bovendek ga kijken.
Gisteren of eergisteren was ik met m’n open vizier tegen een tak aangereden en blijkbaar is daarbij iets in het mechanisme afgebroken en losgeraakt, want als ik m’n vizier met een hand probeer dicht te doen springt hij aan een kant los. Aangezien met twee handen van het stuur los zo moeilijk rijdt, in deze bochtige omgeving, doe ik m’n vizier dicht voordat ik wegrij. Dat is echter wel heel warm en daardoor beslaat het vizier ook nog een beetje. Niet echt ideaal, maar constant met een open vizier rijden bij 80 km/h is ook niks.
Het Geiranger-gebied waar ik nu terecht gekomen ben is erg mooi en aan de vele toeristen te zien ben ik niet de enige met die mening. Op bepaalde plekken is het niet echt leuk meer, zo druk. Op plaatsen waar cruiseschepen aankomen worden de idyllische dorpjes echt overspoeld. Ik rij daar ook maar snel door, met dat soort toerisme ben ik alleen op wintersport bereid te dealen en zelfs dan liever niet.
Er zitten hier weer leuke stukken in de route met mooie haarspeldbochten en omdat het niet druk is kan je lekker opgaan in het bochtjes draaien. In grote stukken van Noorwegen is de infrastructuur eigenlijk te goed om lekker te kunnen motorrijden, met de relatief brede asfaltwegen en eindeloze tunnels. De interessantere padjes zijn meteen wel heel klein en lopen bijna allemaal dood. Dus zo’n beklimming is een welkome afwisseling.
In een van de grotere dorpjes waar ik doorheen rij loopt een meisje van, ik schat, 15 jaar met de fiets aan de hand, terwijl je daar toch prima had moeten kunnen fietsen, zo steil is het ook weer niet. Dus ik draai om en stop naast haar en vraag of er iets mis met de fiets is en of ik dan kan helpen. Met grote ogen en een beetje een angstige blik zegt ze dat ze geen hulp behoeft en alles oké is. Allicht is ben ik op zo’n grote motor met integraalhelm toch wat intimiderend, terwijl ik mijzelf als alles behalve dat voorstel.
Even later kost het wat moeite om de goede weg om de hoofdroute heen te vinden. Ik wil namelijk niet door de nieuwe tunnel maar over de deels onverharde pas. Als ik op de borden kijk geven deze namelijk aan dat ik terugga naar waar ik vandaan kom. Dus als ik van de 63 de 15 op rij ga ik eerst de verkeerde kant op. Nadat ik gekeerd ben volg ik de 15 een tijdje voordat ik de 258 op kan.
Geleidelijk maar gestaag stijg ik in hoogte en het koelt rap af. De weg is eigenlijk best goed en ik ben dan ook niet de enige gebruiker. Maar echt druk is het ook weer niet. Het eerste stuk is nog geasfalteerd en leidt langs een bevroren bergmeer. Sneeuw ben ik wel eerder zomers in de bergen tegengekomen, maar een bevroren meer nog niet. (Om vragen te voorkomen: hoe dik het ijs was heb ik niet getest en daarnaast had ik m’n schaatsen toch ook niet mee.)
Ik ben vandaag uiteindelijk best wel lekker opgeschoten en verder gekomen dan ik ‘gepland’ had. Hierdoor ben ik nog maar 200 km verwijderd van Sogndal, waar ik morgen een rustdag wilde houden. Hoewel je hier mooi wild zou kunnen kamperen en je hier en daar ook wel campers geparkeerd ziet staan besluit ik om door te rijden. Anders ben ik morgen zo vroeg daar en ik verlang door de kou eigenlijk ook wel naar een warme douche.
Ondertussen gaat de weg over in stevig aangestampt zand en steengruis. Terwijl ik een foto sta te nemen rijdt een motorrijder op een R1200GS me voorbij. Doordat het echter al vrij laat begint te worden en ik wel voor sluitingstijd bij de camping wil zijn gooi ik het gas er een beetje op. Met dit hogere tempo blijkt de grip toch eindig op dit wegdek en ik moet wat gas terugnemen om niet bij elke remming een zoekende voorband te hebben. Opzich vind ik een motor die een beetje zoekt naar grip niet heel spannend, maar als ik hier van de weg afglij kom ik zeker niet op tijd. Ondertussen haal ik de man op de BMW weer in, hij rijdt iets behoudender. Doordat ik echter even later toch ergens weer een foto sta te maken, komt hij me weer voorbij. Uiteindelijk zijn we na elkaar een aantal keer ingehaald te hebben ongeveer even snel beneden.
Als de weg weer overgaat in asfalt word ik nog getrakteerd op een heel aantal haarspeldbochten. Daarna loopt de route echter weer langs de fjorden en is niet zo heel spannend meer. Ik rij dan ook in een ruk door naar de camping. Aangekomen in Sogndal moet ik nog even zoeken hoe ik nou precies bij de camping kom. Deze ligt namelijk eigenlijk in Kjørnes en dus moet je Sogndal zelf voorbijrijden.
Iets over half negen kom ik aan en meld ik me bij de receptie. Gelukkig hebben ze hier wel een apart tentenveld en hoef ik niet tussen de campers en caravans te staan. Op het veld staan al wat auto’s met tenten en wat andere motorrijders. Het is een beetje een mengeling van trekkerstenten en balzalen. De tenten staan ver uit elkaar en het is duidelijk dat iedereen op een beetje privacy gesteld is. In het midden van het veld op een heuveltje is echter nog een mooie plek, daar parkeer ik en zet ik m’n tent neer. Dat was nog even een uitdaging aangezien ik op een of andere manier met m’n stijve lichaam de binnentent er weer in moest haken. Na wat rommelen en haakjes omhangen, omdat ik aan de ene kant haakjes over had en aan de andere kant te kort kwam. Staat hij dan, niet de gebruikelijk 3 minuten, maar toch best snel.
Nadat ik de tent opgezet heb snack eerst wat, ik rammel van de honger. Daarna kook ik nog een simpel maaltje. Als ik de boel af ga wassen, is er een mevrouw nog een drie gangen menu aan het maken in de algemene keuken. Ze is druk in de weer met de oven en meerdere pannen op het fornuis. Haar man is buiten ondertussen een enorme tafel aan t dekken. Leuk om te zien hoe verschillend mensen kunnen kamperen.
Voordat ik ga douchen loop ik nog even langs de receptie om te vragen of ze wat kleingeld kunnen wisselen voor de douche. Gelukkig zijn ze nog open. Na van een heerlijk warme douche genoten te hebben, in een heel erg schone badkamer voor een camping, ga ik terug naar m’n tent.
Nog even kijk ik naar de omgeving en de andere gasten. Hier en daar zitten mensen warm aangekleed bij elkaar te kletsen. Een tent heeft het met wat sierverlichting heel knus gemaakt. Aangezien iedereen erg op z’n privacy gesteld lijkt, ga ik niemand storen voor een praatje. Eigenlijk heb ik me wel goed vermaakt vandaag in m’n eentje en zit ik ook niet heel verlegen om een praatje. Ik kruip dus maar m’n bedje in. Vanuit de slaapzak zit ik op de camping wifi dan nog een beetje te appen en door m’n social media feeds te scrollen.
Na het allemaal een beetje bijgewerkt te hebben doe ik m’n scherm uit en draai ik me om om te gaan slapen. Op de achtergrond hoor je de gedempte stemmen van wat mensen, maar al heel snel ben ik in diepe slaap. Deze camping ligt mij veel beter en ik voel me er goed op m’n gemak.