David_ZZR
MF veteraan
En wederom een verslag uit de oude doos, maar wel leuk om te delen....
Het was inmiddels al weer bijna twee en een halve maand geleden dat ik met de motor op vakantie was geweest. Na mijn zomervakantie was Nederland in een dip beland. Dan doel ik niet op de economische dip waar Beatrix het over had tijdens haar troonrede op Prinsjesdag. Nee, het weer was na mijn zomervakantie gewoon ronduit ruk geweest. Tijd om het mooie weer maar weer eens op te zoeken.
Richard had net 3 weken zijn rijbewijs. Zijn motor, een zelfde V-Strom als de mijne was voordat hij het roze kaartje binnen had al geregeld. En waar kun je beter leren rijden dan ver van de Nederlandse drukte, drempels en reetridders van Koos Spee vandaan. Ik had al avonden zitten puzzelen om de mooiste wegen van Europa aan elkaar te knopen. Twee weken voor we zouden vertrekken gooide een sneeuwbui echter bijna roet in het eten. Vele alpenpassen waren plots gesloten wegens extreme sneeuwval, half september! In een avond tijd puzzelde ik dus nog een alternatief in elkaar om zo toch lekker te kunnen rijden. Echter het weer sloeg wederom om en we kregen een schitterende nazome. Deze duurde precies 11 dagen en viel in de periode dat wij door Europa aan het touren waren! Een dag voor vertrek ging ook de laatste pas, de Umbrail, die ik in de originele route gezet had weer open. We konden dus toch beginnen aan de originele reis.
Vrijdag 23 september 2011
Op deze eerste dag van de trip zouden we naar de Vogezen rijden. Een hele trip, dus ik zou ’s ochtends om 8 uur bij Richard in Ulvenhout zijn om hem op te pikken. Na nog een bakkie koffie in Ulvenhout gingen we gelijk de snelweg op om zo snel mogelijk het land uit te komen. Niet echt een slimme zet om dat op een doordeweekse dag precies in de spits te doen. Rondom Tilburg was het redelijk druk, bij Eindhoven stond het op sommige plaatsen stil en in de grootste achterstandsgemeente van Nederland, Maastricht, was het helemaal een puinhoop.
Onderweg in Nederland
Na Luik, waar ook van alles opgebroken was, gingen we dan eindelijk van de snelweg af bij de bekende afrit 41 (Tilf). Via de bekende weg Esneux, Comblain-au-Pont, Aywaille, Coo, Trois Ponts reden we naar Vielsalm om bij Ben en Het van Baton Rouge een bakkie te doen. Na weer even gezellig bijgekletst te zijn, en beloofd te hebben snel weer een keer terug te komen en dan wel om te overnachten, reden we door Vielsalm op weg naar Luxemburg. Net voor de kerk in Vielsalm moest ik remmen voor een lelijke dame die het zebrapad wilde kruisen, en nee het was niet het standbeeld van de heks waar ik voor remde. Richard schrok van mijn plotselinge remactie in de bocht, ik rem normaal nooit voor lelijke vrouwen, verremde zich en zijn motor ging onderuit. Het geluid van afbrekend en over het asfalt schrapend plastic kwam steeds dichterbij. In een fractie van een seconde raakte zijn Strom de mijne en ook ik lag plots naast mijn motor op straat. Na de Stroms opgeraapt te hebben en de schade bekeken te hebben zijn we de 300 meter maar terug gereden naar Baton Rouge. Na Hetty het verhaal over het potje V-Strom domino verteld te hebben konden we natuurlijk wel een nachtje blijven. In de garage werd het een en ander aan de motoren versleuteld en samen met Ben, die toch in St. Vith moest zijn reden we naar de daar aanwezige motorzaak om te kijken of er voor mij een nieuwe koppelingshendel geregeld kon worden. Er werden stapels bakken met koppelingshendels te voorschijn gehaald, maar geen een was de juiste. Dan maar op naar Moto Kaiser in Limerlé. Ik had hier al het een en ander over gehoord en dat werd alleen maar bevestigd. Ondanks dat het een Suzuki dealer was waren er natuurlijk geen onderdelen op voorraad. Ze even van een aanwezige Strom afhalen dat zat er al helemaal niet in. Dan maar weer terug naar de herberg. Hier wist Richard zijn kromgebogen stuurgewicht weer recht te krijgen. Het kapotte knipperlichtje werd vakkundig met ducktape weer werkend gemaakt. De scherpe randjes van het punt waar mijn koppelingshendel op afgebroken was werden vlak geslepen en weer terug gemonteerd. Mijn handkap werd met een op maat geslepen ringetje iets steviger vastgezet omdat deze op het bevestigingspunt een scheurtje had. Ook een van de zijkoffers van Richard werd met een berg ducktape weer aan elkaar geplakt en de motoren stonden er weer goed genoeg bij om een dag later weer aan de trip naar de Vogezen te kunnen beginnen.
We genoten de rest van de middag van het heerlijke weer op de bank op de waranda van Baton Rouge. Ondertussen zocht ik, onder het genot van enkele blonde Val Dieu’tjes, op de iPad van Richard een Suzuki dealer in Chambery, wat een van onze volgende stops zou zijn. Misschien dat ze hier wel de juiste vervangingsonderdelen zouden hebben. Erg fijn dat Baton Rouge een fatsoenlijke gratis WiFi verbinding heeft!
Na een wederom heerlijke maaltijd in Baton Rouge en wederom de nodige biertjes was het weer ouderwets gezellig in en aan de bar.
Zaterdag 24 september 2011
Na een goede douche, een aantal flinke koppen koffie en een stevig ontbijt was het tijd de motoren weer te gaan bepakken en onze trip naar de Vogezen te vervolgen. We waren al bijna halverwege de trip, dus dat we pas om half 11 wegreden maakte niet zo veel uit. Via de N68 reden we Luxemburg in. Bij Nordpneus hadden ze voor Richard niet de juiste maat op voorraad liggen dus zijn achterbandje mocht nog even wat langer mee dan gepland. Bij de Q8 naast Nordpneus werden gelijk de tanks gevuld met goedkope Luxemburgse benzine. Via Dasburg vervolgden we de weg richting Vianden. Bij het kijken in mijn spiegels zag ik plots iets wits waar normaal het deksel over Richard zijn koffer hoorde te zitten. De koffer was dus opengesprongen. Slechts een vestje was er uit gevallen en de rest bleef netjes achter de spanbandjes in de koffer hangen. Nadat ik een paar km terug gereden was om het verloren vestje van Richard van de weg af te halen had hij zelf al een spanband te voorschijn getoverd om zo de koffer dicht te houden. We konden weer verder!
In Dasburg werd er even bij Du Pont aangelegd om een kop soep te eten welke na al de biertjes van de avond ervoor wonderen deed verrichten. Ik voelde me ineens weer een stuk beter.
Vianden
Langs de Moesel en door het Mullertal vervolgden we onze weg tot aan zuid Luxemburg. Hier werd even de snelweg gepakt om vervolgens via de D955 de weg te vervolgen via Château-Salins naar Lunéville. Hier genoten we op een terrasje van een welverdiend (alcoholvrij) biertje. Na nog een lekker stukje sturen door de Vogezen heen kwamen we aan het eind van de middag aan bij Les Tronces. Hier genoten we nog even lekker in de zon van enkele biertjes. De zon ging onder, de barbecue ging aan. Na een berg vlees waar je u tegen zegt genuttigd te hebben ging ook het vuur op de vuurplaats van herbergier Wim weer aan. Het was wederom een gezellige avond bij Les Tronces. Met een maag die zeer goed gevuld was met het nodige eten en de nodige biertjes was het wederom goed slapen bij Les Tronces.
Biertjes bij Les Tronces
Kampvuur bij Les Tronces
Zondag 25 september 2011
Wederom begon de dag goed! De zon die straalde weer volop. Na een paar bakken koffie en een goed ontbijtje werd alles weer op de Strom’s gemonteerd en konden we weer verder met onze trip. Via enkele erg smalle bospaadjes reden we naar Gérardmer.
Bospaadjes in de Vogezen
Voor de verandering pakten we een keer niet de Col de la Schlucht op maar er onder door langs het Lac de Longemer en het Lac de Lispach . Ook dit was een bijzonder mooie weg. Via diverse kleine Colletjes sloten we de Vogezen af met de Ballon d’Alsace.
Meertje onder de Col de la Schlucht
Na de Vogezen was het département des Doubs weer eens aan de beurt. Ook hier liet de zon zig weer van haar beste kant zien. In de gorges was het lekker rustig op een enkele andere motorrijder na. Volop genieten dus.
Gorges des Doubs
In St. Hipolyte was het tijd om te lunchen en dat deden we dan ook goed! Het flinke bord carpaccio met friet en salade vergezeld van een goed glas (alcoholvrij) bier liet zeer zeer goed smaken. Na deze lunch zetten we onze rit voort dwars door de Jura heen. In St. Claude ging het nog heel eventjes verkeerd omdat ik automatisch naar de camping reed waar ik twee en een halve maand eerder gezeten had. De weg langs de Oostkant van het Lac du Bourget was ook supermooi. Alleen al die verrekte campers, om gek van te worden! Doorrijden ho maar, vreselijk! Alleen caravans zijn erger.
Vanuit het drukke Aix-les-Bains reden we de de Mont Revard op in het Parc Naturel Régional du Massif des Bouges. Vanuit deze berg hadden we een zeer fraai uitzicht op de stad Aix-les-Bains met het daar achter liggende meer.
Uitzicht op het meer (in de verte)
Na afgedaald te zijn van de berg, via een heerlijk weggetje, kwamen we uit bij Challes-les-Eaux vlak onder Chambéry. Hier konden we op de camping Municipal onze tentjes opzetten.
De tentjes staan net
’s Avonds werd er gegeten bij de lokale Italiaan en in een kroegje verderop in de straat werden er nog wat biertjes gedronken. Het was weer heerlijk slapen in mijn tentje. Mijn nieuwe slaapzak zorgde er voor dat van de kou niets te merken was.
Maandag 26 september 2011
Het slavenkoor carnavalesk is een nummer dat tijdens carnaval en uitgaansavonden in de jaren 90 regelmatig in kroegen te horen was. Een nummer met een hoger lalala gehalte bestaat er niet. Dit nummer werd altijd ingeluid met het geluid van kerkklokken. Laten ze in Challes-les-Eaux nou net klokken hebben hangen die exact deze toon wisten te produceren. Zowel Richard als ikzelf zaten dus de gehele dag met dit nummer in onze kop.
Na een bezoekje aan de bakker en het naar binnen werken van werken van wat Carambar’s, welke bij Richard jeugdsentiment naar boven lieten komen, werd het tijd om weer eens een stukje te gaan rijden. Als eerste werd de Wegwijstruus op mijn motor ingesteld op de lokale Suzuki dealer. Eenmaal daar aangekomen bleek deze op maandag gesloten te zijn. Dan maar op naar de lokale Euromaster bandenzaak zodat Richard zijn achterbandje om kon wisselen. Deze had alleen autobanden op voorraad en niet zoals dat op Internet terug te vinden was een groot assortiment aan motorbanden. Na een tankstop in Chambéry deden we de volgende motorzaak aan die we konden vinden. Een erg leuk zaakje wat eigenlijk alleen gespecialiseerd was in onderdelen tassen kleding etc.. Ook hier hadden ze de juiste banden en de spullen die ik nodig had voor mijn Strom ook niet op voorraad. Er zat niets anders op dan van het lekkere weer te gaan genieten en een mooie ronde te gaan rijden.
Al vanaf de eerste keer dat ik op wintersport ging, in 2003, was ik onder de indruk van de pasjes die naar de skidorpen leiden. Het eerste pasje dat ik tegenkwam in 2003 was het weggetje naar Risoul 1850. Vanuit een vervelende luxe touringcar bedacht ik mezelf hoe mooi het zou zijn om via al deze haarspeldbochten de berg op te rijden. Zomer 2005 was het dan eindelijk zo ver. Ik was alleen op vakantie op mijn Kawasaki ZZR 600 op Le Camping Moto nabij Crest. Ik had op papier, een gps bezat ik nog niet, een route uitgeschreven om zo een bezoek te kunnen brengen aan Risoul 1850. De weg ernaartoe was geweldig en de beklimming van het pasje vond ik super. In de jaren die er op volgden ging ik regelmatig met een vriendengroep op wintersport naar Val Thorens. Deze bijna 40 km lange pas bekeek ik voor het eerst ook vanuit een touringcar en vervolgens enkele malen vanuit diverse auto’s. In 2008 was ik met de motorvereniging een week op vakantie in Oz-en-Oisans en besloot een bezoekje te gaan brengen aan Val Thorens op mijn ZZR. Ondanks dat het miezerde wilde ik toch een keer die berg opgereden zijn met mijn ZZR. Ik had het idee in mijn kop dat ik op den duur wel boven de wolken zou zitten en geen miezer meer tegen zou komen. Na een lange tocht kwam ik eindelijk aan in Val Thorens en het was een erg mistroostige bedoeling. Op mijn ZZR reed ik tot aan restaurant “mes en vork” en verder kon ik niet komen omdat het een grote bende was en een ZZR er niet op gebouwd is.
Met het oog op komende wintersport 2012, wanneer we met de motor naar Val Thorens willen gaan, wilden we even met goed weer een kijkje gaan nemen in val Thorens. De pas omhoog had ik immers alleen met slecht weer gereden en een bezoekje aan Val Thorens met goed weer leek ons wel erg leuk. Voornamelijk om eens te zien hoe alles er in de zomer uitziet als er geen sneeuw ligt. Zomer was het al lang officieel niet meer, het weer was er echter niet minder om! Ook wilden we eens kijken hoe ver we de berg op konden komen. Als je via Google maps intikt dat je vanuit Val Thorens naar Orelle, in het volgende dal, wilt dan stuurt Google je over de top heen die op 3000 meter hoogte ligt en slechts bereikbaar is via onverharde weggetjes!
Vanuit Challes-les-Eaux namen we de Péage tot aan Albertville en daarna de N90 tot aan Moûtiers. In Moûtiers reden we de pas op en slingerden we via St-Martin-de-Belleville en Les Menuires naar val Thorens toe. Wat ons gelijk opviel was dat de toppen van de bergen redelijk aan de witte kant waren. Met de motor over de top heen rijden zou dus onmogelijk zijn…. bedacht ik mezelf.
De gondeltjes van Les Menuires
Witte toppen... dat gaat nooooit lukken...
Na een bezoekje aan een gesloten “Snowcafé” en een gesloten “Le Monde” reden we de winkelstraat in om een kijkje te nemen bij het hotel waar we de afgelopen jaren gelogeerd hadden. Natuurlijk was ook dit gesloten. Het Centre Sportif was wel geopend. Echter binnen was het een zwaar deprimerende bedoeling. Snel weer terug naar buiten waar de zon de herfst geheel deed vergeten.
Het Snowcafé
Le Monde
We besloten toch maar een stukje de piste op te rijden om te kijken hoe ver we zouden kunnen komen. Via de liftingangen “Morraine” en “Portette” reden we de groene piste “Deux Lacs” op.
Wachtend tot het seizoen start...
Een groen Val Thorens (een week later zou alles weer geheel wit zijn)
De Deux Lacs piste is nu een weggetje
Langs de liftuitgang van “Deux Lacs” reden we door via de liftuitgang van “Moutiere” naar het Funparc. Hier begon alles een stuk blubberiger en stijler te worden. Ondanks dat Richard zijn bandje al tot op de slijtnok versleten was en mijn banden ook al over de helft van hun levensduur heen waren ging alles nog steeds lekker. Wel reden we inmiddels in de schaduw. Via de rode pistes Falaise en Chamois en diverse erg smalle slingerweggetjes die deze pistes kruisten reden we steeds verder door omhoog. De Stroms moesten hard werken.
Richard op het padje omhoog
De zeer goed begaanbare "weg"
Bijna bij de top
Toen ik op den duur vast kwam te zitten bedacht ik me dat ik liever niet via deze kant omlaag wilde gaan. Alles was dermate stijl en modderig dat naar beneden rijden via de zonkant van de berg me een beter idee leek. Nadat ik Richard, die al een eindje verderop was, geroepen had om me even te komen helpen kwam hij er aan gelopen. Natuurlijk niet om me gelijk te helpen maar om eerst even wat foto’s te maken van mijn gestuntel.
Hier sta ik te stuntelen
En weer rijdend
Uiteindelijk was mijn Strom weer los en kon ik weer verder de berg op. Via tientallen haarspeldbochten en zeer steile blubberige en tevens met sneeuw omringde wegen bereikten we uiteindelijk de top van de berg.
Het station op de top op 3000 meter hoogte!
Richard reed nog even door naar de uitgang van de Funitel Grand Fond en ik reed zelf onder het station door naar het paadje dat naar Orelle zou leiden. De hoogtemeter op mijn wegwijstruus stond inmiddels op 2999 meter hoogte. Richard stond op dat moment nog een paar meter hoger. Het paadje naar Orelle lag vol verse sneeuw met in het midden 1 modderspoor waar we overheen konden rijden.
Het paadje naar Orelle
En hetzelfde paadje de andere kant op
Eenmaal aangekomen bij de uitgang van de Rossaël lift stonden we weer heerlijk in het zonnetje. Via de blauwe piste “Gentianes” en die af en toe gelijk liep met de rode “Mauriennaise” reden we op het gemakje naar beneden toe.
Het begin van de piste in Orelle
Deze rode piste was op een stuk toch iets stijler dan ik gedacht had en met de tips van Richard, die op dat moment al 3 weken zijn rijbewijs had, lukte het me om op het minder stijle stuk te komen waar hij al stond.
Hier moet ik dus naar beneden... normaal een rode piste...
Opes... stijler dan verwacht...
Via ons zogenaamde blèrpadje , waar we in de winter altijd heerlijke snelheden behalen met boarden, reden we naar het restaurantje van Orelle. Dit is tevens het punt waar alle liften samenkomen.
Het weggetje, we kwamen daar van linksboven
In de winter een blèrpadje om hard te boarden
We bevonden onszelf inmiddels op een hoogte van 2300 meter. Dezelfde hoogte waarop val Thorens zich bevind aan de andere kant van de berg. Nu moesten we het dorp Orelle zelf nog zien te bereiken.
Het centrale "plein" van Orelle
Via een zanderig stijl en onverhard bospad, waar maar geen eind aan leek te komen, reden we de berg verder omlaag tot we uiteindelijk na 35 haarspeldbochten op een hoogte van 880 meter weer asfalt onder onze banden kregen.
Het bospaadje
Eindelijk vaste ondergrond
Waarschuwing achteraf
We hadden het gehaald, maar Google zal van mij nooit gelijk krijgen dat dit de snelste weg is! Leuk detail ook was het bordje dat in Orelle onder aan het bosbad aankondigde “Route privée viabilité incertaine danger”. In totaal waren het 27,6 offroad kilometers waarvan 700 meter stijgend en 2220 meter dalend.
Helemaal happy dat het ons gelukt was reden we heerlijk via de Péage terug naar Challes-les-Eaux. Bij de supermarkt sloegen we wat biertjes in. Ook gaven we hier onze motoren, in de wasbox, een lekkere douche zodat we de rest van de vakantie de aan de motor geplakte paar kilo blubber niet meer mee hoefden te slepen. ’s Avonds aten we we net als de avond ervoor weer bij de Italiaan naast de camping.
Welverdiend biertje
Het was inmiddels al weer bijna twee en een halve maand geleden dat ik met de motor op vakantie was geweest. Na mijn zomervakantie was Nederland in een dip beland. Dan doel ik niet op de economische dip waar Beatrix het over had tijdens haar troonrede op Prinsjesdag. Nee, het weer was na mijn zomervakantie gewoon ronduit ruk geweest. Tijd om het mooie weer maar weer eens op te zoeken.
Richard had net 3 weken zijn rijbewijs. Zijn motor, een zelfde V-Strom als de mijne was voordat hij het roze kaartje binnen had al geregeld. En waar kun je beter leren rijden dan ver van de Nederlandse drukte, drempels en reetridders van Koos Spee vandaan. Ik had al avonden zitten puzzelen om de mooiste wegen van Europa aan elkaar te knopen. Twee weken voor we zouden vertrekken gooide een sneeuwbui echter bijna roet in het eten. Vele alpenpassen waren plots gesloten wegens extreme sneeuwval, half september! In een avond tijd puzzelde ik dus nog een alternatief in elkaar om zo toch lekker te kunnen rijden. Echter het weer sloeg wederom om en we kregen een schitterende nazome. Deze duurde precies 11 dagen en viel in de periode dat wij door Europa aan het touren waren! Een dag voor vertrek ging ook de laatste pas, de Umbrail, die ik in de originele route gezet had weer open. We konden dus toch beginnen aan de originele reis.
Vrijdag 23 september 2011
Op deze eerste dag van de trip zouden we naar de Vogezen rijden. Een hele trip, dus ik zou ’s ochtends om 8 uur bij Richard in Ulvenhout zijn om hem op te pikken. Na nog een bakkie koffie in Ulvenhout gingen we gelijk de snelweg op om zo snel mogelijk het land uit te komen. Niet echt een slimme zet om dat op een doordeweekse dag precies in de spits te doen. Rondom Tilburg was het redelijk druk, bij Eindhoven stond het op sommige plaatsen stil en in de grootste achterstandsgemeente van Nederland, Maastricht, was het helemaal een puinhoop.
Onderweg in Nederland
Na Luik, waar ook van alles opgebroken was, gingen we dan eindelijk van de snelweg af bij de bekende afrit 41 (Tilf). Via de bekende weg Esneux, Comblain-au-Pont, Aywaille, Coo, Trois Ponts reden we naar Vielsalm om bij Ben en Het van Baton Rouge een bakkie te doen. Na weer even gezellig bijgekletst te zijn, en beloofd te hebben snel weer een keer terug te komen en dan wel om te overnachten, reden we door Vielsalm op weg naar Luxemburg. Net voor de kerk in Vielsalm moest ik remmen voor een lelijke dame die het zebrapad wilde kruisen, en nee het was niet het standbeeld van de heks waar ik voor remde. Richard schrok van mijn plotselinge remactie in de bocht, ik rem normaal nooit voor lelijke vrouwen, verremde zich en zijn motor ging onderuit. Het geluid van afbrekend en over het asfalt schrapend plastic kwam steeds dichterbij. In een fractie van een seconde raakte zijn Strom de mijne en ook ik lag plots naast mijn motor op straat. Na de Stroms opgeraapt te hebben en de schade bekeken te hebben zijn we de 300 meter maar terug gereden naar Baton Rouge. Na Hetty het verhaal over het potje V-Strom domino verteld te hebben konden we natuurlijk wel een nachtje blijven. In de garage werd het een en ander aan de motoren versleuteld en samen met Ben, die toch in St. Vith moest zijn reden we naar de daar aanwezige motorzaak om te kijken of er voor mij een nieuwe koppelingshendel geregeld kon worden. Er werden stapels bakken met koppelingshendels te voorschijn gehaald, maar geen een was de juiste. Dan maar op naar Moto Kaiser in Limerlé. Ik had hier al het een en ander over gehoord en dat werd alleen maar bevestigd. Ondanks dat het een Suzuki dealer was waren er natuurlijk geen onderdelen op voorraad. Ze even van een aanwezige Strom afhalen dat zat er al helemaal niet in. Dan maar weer terug naar de herberg. Hier wist Richard zijn kromgebogen stuurgewicht weer recht te krijgen. Het kapotte knipperlichtje werd vakkundig met ducktape weer werkend gemaakt. De scherpe randjes van het punt waar mijn koppelingshendel op afgebroken was werden vlak geslepen en weer terug gemonteerd. Mijn handkap werd met een op maat geslepen ringetje iets steviger vastgezet omdat deze op het bevestigingspunt een scheurtje had. Ook een van de zijkoffers van Richard werd met een berg ducktape weer aan elkaar geplakt en de motoren stonden er weer goed genoeg bij om een dag later weer aan de trip naar de Vogezen te kunnen beginnen.
We genoten de rest van de middag van het heerlijke weer op de bank op de waranda van Baton Rouge. Ondertussen zocht ik, onder het genot van enkele blonde Val Dieu’tjes, op de iPad van Richard een Suzuki dealer in Chambery, wat een van onze volgende stops zou zijn. Misschien dat ze hier wel de juiste vervangingsonderdelen zouden hebben. Erg fijn dat Baton Rouge een fatsoenlijke gratis WiFi verbinding heeft!
Na een wederom heerlijke maaltijd in Baton Rouge en wederom de nodige biertjes was het weer ouderwets gezellig in en aan de bar.
Zaterdag 24 september 2011
Na een goede douche, een aantal flinke koppen koffie en een stevig ontbijt was het tijd de motoren weer te gaan bepakken en onze trip naar de Vogezen te vervolgen. We waren al bijna halverwege de trip, dus dat we pas om half 11 wegreden maakte niet zo veel uit. Via de N68 reden we Luxemburg in. Bij Nordpneus hadden ze voor Richard niet de juiste maat op voorraad liggen dus zijn achterbandje mocht nog even wat langer mee dan gepland. Bij de Q8 naast Nordpneus werden gelijk de tanks gevuld met goedkope Luxemburgse benzine. Via Dasburg vervolgden we de weg richting Vianden. Bij het kijken in mijn spiegels zag ik plots iets wits waar normaal het deksel over Richard zijn koffer hoorde te zitten. De koffer was dus opengesprongen. Slechts een vestje was er uit gevallen en de rest bleef netjes achter de spanbandjes in de koffer hangen. Nadat ik een paar km terug gereden was om het verloren vestje van Richard van de weg af te halen had hij zelf al een spanband te voorschijn getoverd om zo de koffer dicht te houden. We konden weer verder!
In Dasburg werd er even bij Du Pont aangelegd om een kop soep te eten welke na al de biertjes van de avond ervoor wonderen deed verrichten. Ik voelde me ineens weer een stuk beter.
Vianden
Langs de Moesel en door het Mullertal vervolgden we onze weg tot aan zuid Luxemburg. Hier werd even de snelweg gepakt om vervolgens via de D955 de weg te vervolgen via Château-Salins naar Lunéville. Hier genoten we op een terrasje van een welverdiend (alcoholvrij) biertje. Na nog een lekker stukje sturen door de Vogezen heen kwamen we aan het eind van de middag aan bij Les Tronces. Hier genoten we nog even lekker in de zon van enkele biertjes. De zon ging onder, de barbecue ging aan. Na een berg vlees waar je u tegen zegt genuttigd te hebben ging ook het vuur op de vuurplaats van herbergier Wim weer aan. Het was wederom een gezellige avond bij Les Tronces. Met een maag die zeer goed gevuld was met het nodige eten en de nodige biertjes was het wederom goed slapen bij Les Tronces.
Biertjes bij Les Tronces
Kampvuur bij Les Tronces
Zondag 25 september 2011
Wederom begon de dag goed! De zon die straalde weer volop. Na een paar bakken koffie en een goed ontbijtje werd alles weer op de Strom’s gemonteerd en konden we weer verder met onze trip. Via enkele erg smalle bospaadjes reden we naar Gérardmer.
Bospaadjes in de Vogezen
Voor de verandering pakten we een keer niet de Col de la Schlucht op maar er onder door langs het Lac de Longemer en het Lac de Lispach . Ook dit was een bijzonder mooie weg. Via diverse kleine Colletjes sloten we de Vogezen af met de Ballon d’Alsace.
Meertje onder de Col de la Schlucht
Na de Vogezen was het département des Doubs weer eens aan de beurt. Ook hier liet de zon zig weer van haar beste kant zien. In de gorges was het lekker rustig op een enkele andere motorrijder na. Volop genieten dus.
Gorges des Doubs
In St. Hipolyte was het tijd om te lunchen en dat deden we dan ook goed! Het flinke bord carpaccio met friet en salade vergezeld van een goed glas (alcoholvrij) bier liet zeer zeer goed smaken. Na deze lunch zetten we onze rit voort dwars door de Jura heen. In St. Claude ging het nog heel eventjes verkeerd omdat ik automatisch naar de camping reed waar ik twee en een halve maand eerder gezeten had. De weg langs de Oostkant van het Lac du Bourget was ook supermooi. Alleen al die verrekte campers, om gek van te worden! Doorrijden ho maar, vreselijk! Alleen caravans zijn erger.
Vanuit het drukke Aix-les-Bains reden we de de Mont Revard op in het Parc Naturel Régional du Massif des Bouges. Vanuit deze berg hadden we een zeer fraai uitzicht op de stad Aix-les-Bains met het daar achter liggende meer.
Uitzicht op het meer (in de verte)
Na afgedaald te zijn van de berg, via een heerlijk weggetje, kwamen we uit bij Challes-les-Eaux vlak onder Chambéry. Hier konden we op de camping Municipal onze tentjes opzetten.
De tentjes staan net
’s Avonds werd er gegeten bij de lokale Italiaan en in een kroegje verderop in de straat werden er nog wat biertjes gedronken. Het was weer heerlijk slapen in mijn tentje. Mijn nieuwe slaapzak zorgde er voor dat van de kou niets te merken was.
Maandag 26 september 2011
Het slavenkoor carnavalesk is een nummer dat tijdens carnaval en uitgaansavonden in de jaren 90 regelmatig in kroegen te horen was. Een nummer met een hoger lalala gehalte bestaat er niet. Dit nummer werd altijd ingeluid met het geluid van kerkklokken. Laten ze in Challes-les-Eaux nou net klokken hebben hangen die exact deze toon wisten te produceren. Zowel Richard als ikzelf zaten dus de gehele dag met dit nummer in onze kop.
Na een bezoekje aan de bakker en het naar binnen werken van werken van wat Carambar’s, welke bij Richard jeugdsentiment naar boven lieten komen, werd het tijd om weer eens een stukje te gaan rijden. Als eerste werd de Wegwijstruus op mijn motor ingesteld op de lokale Suzuki dealer. Eenmaal daar aangekomen bleek deze op maandag gesloten te zijn. Dan maar op naar de lokale Euromaster bandenzaak zodat Richard zijn achterbandje om kon wisselen. Deze had alleen autobanden op voorraad en niet zoals dat op Internet terug te vinden was een groot assortiment aan motorbanden. Na een tankstop in Chambéry deden we de volgende motorzaak aan die we konden vinden. Een erg leuk zaakje wat eigenlijk alleen gespecialiseerd was in onderdelen tassen kleding etc.. Ook hier hadden ze de juiste banden en de spullen die ik nodig had voor mijn Strom ook niet op voorraad. Er zat niets anders op dan van het lekkere weer te gaan genieten en een mooie ronde te gaan rijden.
Al vanaf de eerste keer dat ik op wintersport ging, in 2003, was ik onder de indruk van de pasjes die naar de skidorpen leiden. Het eerste pasje dat ik tegenkwam in 2003 was het weggetje naar Risoul 1850. Vanuit een vervelende luxe touringcar bedacht ik mezelf hoe mooi het zou zijn om via al deze haarspeldbochten de berg op te rijden. Zomer 2005 was het dan eindelijk zo ver. Ik was alleen op vakantie op mijn Kawasaki ZZR 600 op Le Camping Moto nabij Crest. Ik had op papier, een gps bezat ik nog niet, een route uitgeschreven om zo een bezoek te kunnen brengen aan Risoul 1850. De weg ernaartoe was geweldig en de beklimming van het pasje vond ik super. In de jaren die er op volgden ging ik regelmatig met een vriendengroep op wintersport naar Val Thorens. Deze bijna 40 km lange pas bekeek ik voor het eerst ook vanuit een touringcar en vervolgens enkele malen vanuit diverse auto’s. In 2008 was ik met de motorvereniging een week op vakantie in Oz-en-Oisans en besloot een bezoekje te gaan brengen aan Val Thorens op mijn ZZR. Ondanks dat het miezerde wilde ik toch een keer die berg opgereden zijn met mijn ZZR. Ik had het idee in mijn kop dat ik op den duur wel boven de wolken zou zitten en geen miezer meer tegen zou komen. Na een lange tocht kwam ik eindelijk aan in Val Thorens en het was een erg mistroostige bedoeling. Op mijn ZZR reed ik tot aan restaurant “mes en vork” en verder kon ik niet komen omdat het een grote bende was en een ZZR er niet op gebouwd is.
Met het oog op komende wintersport 2012, wanneer we met de motor naar Val Thorens willen gaan, wilden we even met goed weer een kijkje gaan nemen in val Thorens. De pas omhoog had ik immers alleen met slecht weer gereden en een bezoekje aan Val Thorens met goed weer leek ons wel erg leuk. Voornamelijk om eens te zien hoe alles er in de zomer uitziet als er geen sneeuw ligt. Zomer was het al lang officieel niet meer, het weer was er echter niet minder om! Ook wilden we eens kijken hoe ver we de berg op konden komen. Als je via Google maps intikt dat je vanuit Val Thorens naar Orelle, in het volgende dal, wilt dan stuurt Google je over de top heen die op 3000 meter hoogte ligt en slechts bereikbaar is via onverharde weggetjes!
Vanuit Challes-les-Eaux namen we de Péage tot aan Albertville en daarna de N90 tot aan Moûtiers. In Moûtiers reden we de pas op en slingerden we via St-Martin-de-Belleville en Les Menuires naar val Thorens toe. Wat ons gelijk opviel was dat de toppen van de bergen redelijk aan de witte kant waren. Met de motor over de top heen rijden zou dus onmogelijk zijn…. bedacht ik mezelf.
De gondeltjes van Les Menuires
Witte toppen... dat gaat nooooit lukken...
Na een bezoekje aan een gesloten “Snowcafé” en een gesloten “Le Monde” reden we de winkelstraat in om een kijkje te nemen bij het hotel waar we de afgelopen jaren gelogeerd hadden. Natuurlijk was ook dit gesloten. Het Centre Sportif was wel geopend. Echter binnen was het een zwaar deprimerende bedoeling. Snel weer terug naar buiten waar de zon de herfst geheel deed vergeten.
Het Snowcafé
Le Monde
We besloten toch maar een stukje de piste op te rijden om te kijken hoe ver we zouden kunnen komen. Via de liftingangen “Morraine” en “Portette” reden we de groene piste “Deux Lacs” op.
Wachtend tot het seizoen start...
Een groen Val Thorens (een week later zou alles weer geheel wit zijn)
De Deux Lacs piste is nu een weggetje
Langs de liftuitgang van “Deux Lacs” reden we door via de liftuitgang van “Moutiere” naar het Funparc. Hier begon alles een stuk blubberiger en stijler te worden. Ondanks dat Richard zijn bandje al tot op de slijtnok versleten was en mijn banden ook al over de helft van hun levensduur heen waren ging alles nog steeds lekker. Wel reden we inmiddels in de schaduw. Via de rode pistes Falaise en Chamois en diverse erg smalle slingerweggetjes die deze pistes kruisten reden we steeds verder door omhoog. De Stroms moesten hard werken.
Richard op het padje omhoog
De zeer goed begaanbare "weg"
Bijna bij de top
Toen ik op den duur vast kwam te zitten bedacht ik me dat ik liever niet via deze kant omlaag wilde gaan. Alles was dermate stijl en modderig dat naar beneden rijden via de zonkant van de berg me een beter idee leek. Nadat ik Richard, die al een eindje verderop was, geroepen had om me even te komen helpen kwam hij er aan gelopen. Natuurlijk niet om me gelijk te helpen maar om eerst even wat foto’s te maken van mijn gestuntel.
Hier sta ik te stuntelen
En weer rijdend
Uiteindelijk was mijn Strom weer los en kon ik weer verder de berg op. Via tientallen haarspeldbochten en zeer steile blubberige en tevens met sneeuw omringde wegen bereikten we uiteindelijk de top van de berg.
Het station op de top op 3000 meter hoogte!
Richard reed nog even door naar de uitgang van de Funitel Grand Fond en ik reed zelf onder het station door naar het paadje dat naar Orelle zou leiden. De hoogtemeter op mijn wegwijstruus stond inmiddels op 2999 meter hoogte. Richard stond op dat moment nog een paar meter hoger. Het paadje naar Orelle lag vol verse sneeuw met in het midden 1 modderspoor waar we overheen konden rijden.
Het paadje naar Orelle
En hetzelfde paadje de andere kant op
Eenmaal aangekomen bij de uitgang van de Rossaël lift stonden we weer heerlijk in het zonnetje. Via de blauwe piste “Gentianes” en die af en toe gelijk liep met de rode “Mauriennaise” reden we op het gemakje naar beneden toe.
Het begin van de piste in Orelle
Deze rode piste was op een stuk toch iets stijler dan ik gedacht had en met de tips van Richard, die op dat moment al 3 weken zijn rijbewijs had, lukte het me om op het minder stijle stuk te komen waar hij al stond.
Hier moet ik dus naar beneden... normaal een rode piste...
Opes... stijler dan verwacht...
Via ons zogenaamde blèrpadje , waar we in de winter altijd heerlijke snelheden behalen met boarden, reden we naar het restaurantje van Orelle. Dit is tevens het punt waar alle liften samenkomen.
Het weggetje, we kwamen daar van linksboven
In de winter een blèrpadje om hard te boarden
We bevonden onszelf inmiddels op een hoogte van 2300 meter. Dezelfde hoogte waarop val Thorens zich bevind aan de andere kant van de berg. Nu moesten we het dorp Orelle zelf nog zien te bereiken.
Het centrale "plein" van Orelle
Via een zanderig stijl en onverhard bospad, waar maar geen eind aan leek te komen, reden we de berg verder omlaag tot we uiteindelijk na 35 haarspeldbochten op een hoogte van 880 meter weer asfalt onder onze banden kregen.
Het bospaadje
Eindelijk vaste ondergrond
Waarschuwing achteraf
We hadden het gehaald, maar Google zal van mij nooit gelijk krijgen dat dit de snelste weg is! Leuk detail ook was het bordje dat in Orelle onder aan het bosbad aankondigde “Route privée viabilité incertaine danger”. In totaal waren het 27,6 offroad kilometers waarvan 700 meter stijgend en 2220 meter dalend.
Helemaal happy dat het ons gelukt was reden we heerlijk via de Péage terug naar Challes-les-Eaux. Bij de supermarkt sloegen we wat biertjes in. Ook gaven we hier onze motoren, in de wasbox, een lekkere douche zodat we de rest van de vakantie de aan de motor geplakte paar kilo blubber niet meer mee hoefden te slepen. ’s Avonds aten we we net als de avond ervoor weer bij de Italiaan naast de camping.
Welverdiend biertje