Dag 2 Eymet- Castrojeriz (561km) / vrijdag 21 juni
Na acht uren diepe slaap word ik rond zeven uur wakker. Ik open de luiken en zie kleine plasjes op de grond: regen. Het begint steeds harder te regenen en moet denken aan de waarschuwing van de attente Fransman. Adviezen van locals neem ik als vreemdeling maar liever serieus en leg mijn regenoutfit vast klaar. Hopelijk houdt die mij straks warm en droog. Maar zover is het nog niet, eerst volgt er nog een lekker ontbijt van de vrouw des huizes, met een kan koffie die ik zo goed als leegdrink. Voor geconcentreerd rijden kan een scheut cafeïne geen kwaad, dan hebben we dat vast binnen.
Een echt Frans ontbijtje, lekker!
Uitzicht vanuit de kamer: het begin van regen, regen, en nog eens regen....
Na mijn rugoefeningen te hebben gedaan neem ik de tijd voor een korte overdenking en stap ik op. Ooit heb ik eens midden in de zomer uren in de stromende regen gereden door het Zwarte woud, doorweekt tot op het bot, en wat kreeg ik het koud! Dat gaat me niet nog een keer gebeuren, en trek lekker veel laagjes kleren aan. Winterpak erover en vervolgens mijn regenoverall daar weer over. Camelbak op de rug, vizier dicht en met een druk op de afstandsbediening opent zich de garagedeur. De TomTom navigeert me zonder snelwegen richting Solférino. Ik heb het lekker warm en droog en ik vergeet al snel dat het regent: de wegen zijn genieten hier:
De d-9 richting Bazaz
Ik heb de anderhalve liter water uit mijn camelbak inmiddels op en het is weer tijd voor een korte pisstop. Ik heb mezelf voorgenomen om iedere keer dat ik afstap, even een korte wandeling te maken. Zo blijf je een beetje weg uit een en dezelfde houding: het kost wat extra tijd, maar hierdoor hou ik het rijden wel makkelijker vol. In combinatie met veel water drinken voel ik me erg helder, maar ja: dat gepis he... Ik ben blij dat ik bij warme dagen mijn motorjeans straks aan kan doen, is een kwestie van ritsje open, ritsje dicht, pff wat een gemartel nu
Maar die blijft nog maar even in de roltas achterop, ik loop op de zaken vooruit. Ach, na regen komt vast zonneschijn. Ooit...
Regen:
....regen, en nog eens regen...:
Het is inmiddels tussen de middag en ik rij het groene, uitgestrekte Aquitaine-gebied in. Hier zijn de wegen lang, eenzaam en van slechte, hobbelige kwaliteit. De druppels worden dikker. Een druppeltje heeft zijn weg gebaand door de rits of wapperend klittenbandje en ik weet wat dit betekent: spoedig volgen er meer... Als ik kijk naar mijn middel, dan ligt er een laag stilstaand water als plasje te wachten tot die naar binnen kan, ergens mijn ondergoed in. Maar dat gaat niet door! Ik trek mijn overal weer strak en heb nergens meer last van. Ondanks de regen is het hier mooi, de bossen ruiken lekker, de weg is overzichtelijk en ik draai de gashendel wat steviger open. Door op het midden van de weg te rijden gaat dit best goed en al gauw bereik ik Solferino, een dorpje, gelegen aan een oprit richting de praktische A-63.
Nu kan ik kiezen: een kleine drie uur sturen door binnenwegen met veel oponthoud vanaf Bayonne en via knelpunten rondom Irun (vrachtverkeer), of een 9,45 euro tol trekken en met een dot gas de 149 kilometers overbruggen richting het mooie San Sebastián. Hoewel ik vanuit principe geen peages rij, kies ik voor het laatste. Het scheelt me bijna anderhalf uur, die ik dus weer langer in Spanje kan besteden. Dit is gewoon een efficiënt stukje om vlug te overbruggen. Ik nuttig een laatste snack en draai de A-63 op, de hendel gaat flink open: hoe harder ik rij, hoe minder last ik heb van de druppels op mijn vizier. Aanhakend op de linker strook bij de snelle Fransen zie ik al gauw de uitlopers van de Pyreneen voor me opdoemen. Als cadeautje verschijnt er ook een stukje blauwe lucht, en de regen stopt. Mijn hart maakt een sprongetje: Spanje, ik kom eraan!
Al gauw zakt de euforie zodra ik bij het laatste tolpoortje sta. Ik heb er nu zo'n drie gehad en dit is de Franse afsluiter, daarna gaat de weg over in de AP-1, Spanje in. Ik ben door mijn kleingeld heen en druk mijn pinpas erin. Die accepteert hij niet. Daarna doe ik mijn creditcard erin. En dat was het. Er gaat geen poort open, er komt geen creditcard uit, er wordt alleen gevraagd: betaalt u alstublieft. De rij achter me wordt langer en langer. Ik besluit te bellen via de hulpknop, maar Engels spreken doet deze Franse medewerkster niet. Opeens besef ik weer waarom ik geen fan ben van tolwegen. Daarbuiten is het zo veel minder gecompliceerd en puurder rijden. Mevrouw zegt dat ze de creditcard terug stuurt naar mijn bank in Nederland. De poort gaat open, alsof het gebaar is: 'en nu wegwezen beste man, u haalt de flow eruit'. Als ik besluit na de poort te stoppen om direct te bellen naar de bank voor een kaartblokkade, komt er een Spaanse SUV naast me staan, met een groot gezin aan boord. Het raampje gaat open. Ze overhandigen mij mijn creditcard met de vraag of ik die van mij is. 'Hij kwam er bij ons uit, meneer...'
Raar, maar opgelost, ik kan weer verder. Ik bedank wel tien keer en de grote SUV spuit er vandoor. Wat sympathiek dit, bedenk ik me nu. Dit was de laatste keer dat ik een credit card in zo'n gedrocht van een apparaat stop.
Met een fijne 140 km/uur op de klok slinger ik via lange doordraaiers de Spaanse grens over. Onderweg haal ik de SUV in, een paar duimpjes gaan omhoog. Al gauw nader ik de borden met San Sebastián, hier is het even opletten dat ik de goede afslag neem, rechts, de tunnel in. De snelweg daalt zeer snel de diepte in, richting zeeniveau. Dit gaat gepaard met veel bochten, en er wordt hier nauwelijks aan de snelheid gehouden, dus voor je het weet schiet je met de flow mee de verkeerde afslag in. Het houdt je scherp, saai is het zeker niet!
Eenmaal aangekomen sta ik versteld van de ligging van het stadje, het heeft een strand in een grote ronde boogvorm, met een boulevard er langs. Je kijkt zo de Atlantische oceaan in. Het ademt hier veel historie. Dit is een mooie plek voor een lange pauze.
Palmbomen, wat historie, en een verkoelende wind vanaf zee: fijne tussenstop.
Parkeren tussen de lokale tweewielers
Het is warm hier: enkele mensen zwemmen hier in de zee, men loopt er zomers bij, dus ik besluit me eerst maar om te kleden. Dat zal voor een leuk schouwspel zorgen, want de roltas moet er af, koffers gaan open, kleren, veel kleren gaan uit, en er gaat maar een beetje aan. Het regenpak gaat uit, vervolgens mijn winter-pak, thermobroek en fleecetrui. Die gaan allemaal in de roltas. Eindelijk kan ik mijn witte doorwaai-jas en kevlar jeans aan, fijn! Mijn helm druk ik door het slot, ik neem mijn eten en sigaren mee en ga aan de wandel. Dat levert mooie uitzichten op, zoals hier wat kunstwerken op het strand:
Na een stevige wandeling strijk ik neer in een park om wat te eten. Ik kijk wat om me heen. Mensen doen rustig aan. Verderop is een man zijn gitaar aan het bespelen alsof het zijn grote liefde is. Het klinkt nog goed ook! Ik sluit af met een sigaar, doneer de artiest met een euro als dank voor het priveconcert, en stap weer op.
Het is het einde van de middag, ik heb weer energie opgedaan voor wat actie: op naar het zuiden. Ik besluit om de TomTom richting Miranda de Ebro te navigeren. Vandaar wil ik het wat oostelijk houden en dan afzakken naar beneden. Ik rij de stad uit en kom al zigzaggend op de tolvrije A-1. Even wrijf ik mij in de ogen: hier staat als max 'tachtig' aangegeven, maar iedereen haalt mij in. Oude auto's, nieuwe bolides, bestelbusjes en motorscooters, het gaat me in een rotgang voorbij. Men heeft haast. Kennelijk staan die borden er voor de sier, want niemand houdt zich eraan. Ik besluit voor mijn eigen veiligheid maar het gas erop te zetten en haak aan. Ik ga mee in een treintje van een Seat Leon, een snelle Ford en een e36. De weg klimt in rap tempo met fijne doordraaiers van links naar rechts. Op de e36 prijkt het plaatje '316i', maar gezien zijn acceleratie lijkt het eerder een sleeper, bij deze generatie is het verschil met een m3 ook lastig te zien aan de buitenkant. Óf ik heb te maken met een goede chauffeur natuurlijk
Uiteindelijk mag er harder gereden worden en ik ben druk bezig met sturen om het bergachtige achterland uit te komen, de teller komt af en toe rond de 150 uit en met bepakking gaat dit prima. Bij een flitspaal zakt iedereen af naar de toegestane snelheid, daarna gaat iedereen er weer als een haas vandoor... Dit feest wordt na zo'n 65 kilometers beëindigd door meer rechte stukken en ik besluit vanaf hier de snelweg af te draaien. Dit was een fijne workout doorBaskenland.
Binnendoor kom ik verlaten gebieden tegen met prachtige natuur. Het lijkt alsof hier veel aan mijnbouw is gedaan, her en der zie ik werktuigen en mijnkarretjes staan, zoals je dat in de Harz ook hebt. Op de n-1 gaat het er bochtig aan toe:
Het asfalt is van goede kwaliteit, maar er rijdt hier geen kip.
Hier stuit ik op de reden, het lijkt hier wel vergane glorie: een leegstaand hotel die ooit dienst heeft gedaan als, tja, zeg het maar. Het maakt me nieuwsgierig en het dwingt me om even te stoppen en naar binnen te gluren.
Wat is hier mis gegaan....
Na deze stop besluit ik op het gemakje de richting van Burgos in te gaan, wellicht vind ik daar een slaapplaats. Ik kom door mooie gebieden met dorpjes en weinig verstedelijking. Het levert bijvoorbeeld zo'n plaatje op:
Pancorbo.
Even later draai ik de goed geasfalteerde AP-1 op om het laatste half uurtje tolvrij richting Burgos te overbruggen. Deze snelweg wordt veel als doorgaande weg gebruikt van Noord naar Zuid en visa versa. Het is een vlotte manier om de hoogvlakte (Meseta) te overbruggen, bijvoorbeeld als je naar Marokko onderweg bent. Toch is het hier niet echt druk. Zonder haast cruise ik met het verkeer mee, totdat er een zee van alarmlichten voor me opdoemen: file. 'Bestaat dat hier ook dan?' vraag ik mezelf af. Ik probeer tussen de auto's door te rijden, maar dit past net niet. Dan maar aansluiten, en ik zet de motor af. Ik kijk om me heen, dit voelt echt als the middle of knowwhere, er is niets, maar dan ook niets te zien dan platteland. Opeens stapt er vier auto's achter mij een automobilist uit en komt naar me toe. Hij knoopt een gesprekje met me aan en geeft aan dat er een ernstig ongeluk is gebeurd, en dat dit nog wel even kan gaan duren. Hij vraagt zich af waarom ik niet de vluchtstrook neem om er langs te gaan. Maar mag dat hier dan? vraag ik hem, ik weet namelijk dat je in warmbloedige landen niet met de politie kan sollen. 'Maar natuurlijk....' zegt de man. U bent motorrijder. Maar doe het dan tranquillo...!' Ik bedank de man en met een brede grijns vervolg ik mijn weg, waar de rest muurvast staat, zover het oog reikt. Wat heeft de motorrijder het hier toch goed...
Eenmaal in Burgos aangekomen neem ik een pauze. De Spanjaarden denken daar anders over, zij zijn druk in de weer alsof het midden op de dag is. Winkels zijn open, ik tref een markt aan en kleine kinderen lopen aan de hand van hun moeder over straat. En dat terwijl het bijna acht uur in de avond is. Fijn hoor, ik krijg hier zelf ook energie van.
Deze stad heeft een mooie kathedraal.
Deze wonderschone tref ik in een straatje aan
Nadat ik mijn olieniveau heb gecontroleerd, maak ik aanstalte om de stad weer uit te gaan. De brom van mijn catloze uitlaat met sportdemper klinkt ineens veel dieper door de smalle straatjes, niemand lijkt hier van onder de indruk. Alles wat 'motor' heet maakt hier geluid, veel geluid, men is er aan gewend.
Al gauw kom ik weer op het buitengebied van 'Castilie y Leon', zoals het gebied heet. Het is mooi rijden hier. Stoplichten, drempels en flitspalen zie je hier amper. Het gas gaat er weer op. Ik bedenk me weer wat een gezegend mens ik ben dat ik deze reis kan maken. En wat een topvrouw ik heb die me toestaat, nee, zelfs aanmoedigde om te gaan. Ik ben volkomen ontspannen. Dit is een prachtig gebied om je hoofd leeg te maken.
Waar komt al dat geld voor goed asfalt toch vandaan?
Rond negenen zie ik het mooie dorpje Castrojeriz voor me opdoemen: het ligt met zijn rug tegen een heuvel op. Men noemt het hier wel de Toscane van Spanje. Ook al is er weinig te beleven in dit dorpje, toch heeft het een kerk, een kasteeltje, een plek om te slapen en om te eten. Ik rij door smalle straatjes omhoog en kom bij een Hostal. Ik stap naar binnen. Zo armoedig het hier in het dorp lijkt, zo gezellig oogt het hier!
Castrojeriz in de avondzon.
De man achter de bar laat me de slaapplek zien op een slaapzaal. Vol verwondering loop ik door de middeleeuws-achtige gangen trapje op, trapje af naar de slaapplek. Alles is hier gerenoveerd, schoon en in bijna museumstaat. En dat in een ogenschijnlijk onbeduidend dorp als dit. Deze man moet van zijn plekje houden. Later vertelt hij mij dat hier veel pelgrims langs komen op weg naar Santiago. Het plaatsje ligt aan 'El camino'
Ondanks drie snurkende en vermoeide pelgrims slaap ik hier als een roos.
Tien euro voor een nacht, en dan erg gezellig hier 's avonds. Geen geld...
Nadat ik me geïnstalleerd heb, eet ik wat tapas aan de bar. Het wordt langzaamaan drukker, vele dorpsgenoten komen hier naartoe om wat te eten, te drinken en het nieuws te kijken. Ik bestel een wijntje en kom buiten in gesprek met een paar arbeiders die hier tijdelijk werken, ze komen van de Canarische eilanden. Mijn zak sigaren gaan van hand tot hand. De verhalen worden sterker. De heren maken zich op om vannacht naar het feest van San Juan te gaan. Ik pas en wens ze een mooie avond. Na een warme douche duik ik mijn bed in. Morgen staat er een mooie trip op de planning.