...Ron...
MF veteraan
Reisverslag van 7 dagen Alpen (en 2 reisdagen) - van dag tot dag ; elke dag een nieuw dagverslag -
Wie : ondergetekende, samen met de ‘eigenwijze echtgenoot’
Motor : BMW R1200RT
Reisdoel : Apart Vivaldi te See, Paznauntal, Oostenrijk
DAG 1 - zaterdag 19 juli 2008
Dagen voordat de daadwerkelijke vakantie zou beginnen had ik angstvallig de weersberichten via www.wetter.de , en www.freemeteo.com in de gaten gehouden. En in het gebied waar wij naar toe zouden gaan, zagen de voorspellingen er tamelijk ongunstig uit. Het was er continue niet warm, en vooral regen zou een motorvakantie tamelijk kunnen verpesten.
Vrijdagavond 18 juli 2008 (’s avonds laat) heb ik voor de laatste keer de voorspellingen gecheckt, en toen pas besloten dat wij met de motor zouden gaan ; en toch maar niet met de auto. Het weer zou er redelijk goed uit gaan zien, met in ieder geval op de heenweg in Duitsland een hand vol kilometers regen vanaf het Ruhrgebied, en een regenvoorspelling op Zondag daar in See.
Gauw de koffers van de motor ingepakt, het ding klaargezet, en een nog een paar uurtjes geslapen.
Het plan was om vooral (ook dus vanwege dat weer) vroeg te vertrekken ; en met vroeg bedoel ik dan 04.00 uur in de ochtend.
See is tenslotte volgens de routeplanner zo’n 940 kilometer ‘sturen’, en ik had vooral geen zin om daar laat aan te komen.
Om 3 uur in de ochtend spring ik mijn bed uit, doe mijn persoonlijke opfris dingen in de badkamer, rammel de eigenwijze echtgenoot wakker, en samen doen we ‘n ontbijtje met een (gekookt) eitje, en een kopje dampende Senseo. Daarna verdwijnen de laatste dingen in de topkoffertas, en die tas proppen we in de koffer. De helmen worden diep over de oren getrokken, de met vragende oogjes aanwezige kat krijgt nog een aai over zijn kop, de deur trekken wij achter ons dicht in het slot, en langzaam boxeren we ons stadje uit.
Het is rond kwart over 4. Het is deze zaterdagochtend behoorlijk stil op de weg, en voor het gevoel duiken wij in een poep-en-een-zucht voorbij het heuvelachtige ’s Heerenberg de landsgrens over.
En zoals ik al schreef ; haast hadden we zeker niet, en om 940 kilometer dragelijk te maken, stoppen we even langs bij een parkeerplek langs de Autobahn.
Zonder reden eigenlijk blijkt achteraf, iets gegeten als in ontbijt hadden we al, en geen van ons beiden had de behoefte om de blaas te legen.
Doorrijden dus maar weer, en potdikke zo’n 5 kilometer daarna begint het zachtjes te spetteren. Om dan ook vlot te veranderen in behoorlijk ordinaire regen. Bij het eerste het beste pompstation de RT onder het afdak gedrukt, en de regenkleding tevoorschijn gehaald.
En daar staat dan weer zo’n ‘wijze’ landgenoot, gehuld in een Harley T-shirt, te roepen dat het best hard regent, en dat hij nog helemaal naar Hockenheim ‘moet’. En dat het de ‘heeeele’ weg nog gaat regenen.
Ik denk : ‘zeur toch niet man ; jij bent met de auto, en als je weersberichten had nagekeken wist je dat het bij Hockenheim allang droog zou zijn…’
Hij vraagt nog : ‘en waar ‘moeten’ jullie naar toe…?’
Ik zeg, terwijl ik moeizaam een regenbroek over de inmiddels iets vochtige lederhose aan het hijsen ben : ‘oooh, richting Italië…’
En dat Italië zeg ik bewust ; om aan te geven dat wij niet van die piepers zijn. Italië klinkt ook verder dan Oostenrijk…
En er is ook geen woord aan gelogen. Want See in het Paznauntal is tenslotte helemaal niet zo ver van Italië, en het is inderdaad ‘die’ richting op…
Hij lacht minzaam.
Ik denk : ‘lul’…
Ongeveer een 200 kilometer regen hebben we daarna nog gehad. Maar omdat het niet overdreven druk was op de Duitse A3 kon het tempo gewoon rond de 120 blijven liggen.
De RT geeft geen krimp, de stemming is nog steeds prima, de helm een beetje nat aan de binnenkant rond het kingedeelte, en heel langzaam piept een zonnetje door een inmiddels minder grauw wolkendek.
En dat laatste is dan geheel conform de weersvoorspelling van freemeteo !
En daar waar het droog is, vullen we de tank, trekken de inmiddels droge regenkleding weer uit, eten een curry-wurst, drinken we wat en strekken vooral even de benen. Ruim 400 kilometer hebben we er inmiddels op zitten, en met zo’n 22 liter nieuwe frisse brandstof aan boord duiken we de A3 weer op.
foto ! : inmiddels is het droog geworden ; wel druk in de ochtend die parkeerplaatsen…
We doen daarna nog een stukje A5, A8 en A7, en waar inmiddels de weg-wijs-borden Reutte staan, reutelen wij Oostenrijk binnen.
Het is achterlijk druk richting Fernpass, en de temperatuur meter in het dashboard geeft een vrolijke 21 graden aan. De ‘eigenwijze echtgenoot’ heeft trouwens hele stukken route niet meegekregen omdat ze lekker (?) heeft zitten wegdommelen achter op de motor.
Blijkbaar is RT rijden voor de duo in ieder geval aangenaam slaapverwekkend…
Die Fernpass dus. Veel te druk, en enorme file’s. Dikke Duitsers in te dikke Duitse automobielen laten vooral de slanke rode toerfiets er maar moeizaam tussendoor. Wellicht denken zij : ‘wir im Stau, du im Stau…’ (of iets van die Duitse strekking).
Wij slaan dan ook af naar Reutte zelf, knorren dwars door dat dorpje, nemen de 198, en slaan bij Elmen links af, en ‘pakken’ onze eerst pass vandaag.
De Hahntenjoch ( linkje ! ) is rustig, en het tempo ligt vrij hoog. Nadat het linkervoetsteuntje, in een linker afdaling het asfalt raakt, mag het wat de ‘eigenwijze echtgenoot’ betreft wel een stukje minder enthousiast.
Zelf kijk ik er trouwens ook van op, want het voetsteuntje geeft tenslotte aan, dat, in dit geval, de linker cilinder dan niet ver meer van het asfalt hangt. En tik je die tegen de grond, kan het minder gezellig aflopen…
Bij Imst drukken we de neus van de RT weer richting Landeck. En vanaf daar gaat het niet goed. Landeck is natuurlijk prima te vinden. Maar See…???
Het komt gewoon niet voor op de borden. Omdat ik denk dat de route via Tobadill een korte is, slaan we dus links af naar dat Tobadill.
Goeie genade, wat een bochtige, en smalle bergweg is dit. Amper 1 auto breed, zonder vangrail, en met gaten naast ons, waar ik liever niet in terecht wil komen.
En dan houdt het op. De weg gaat over in wandelpad ; geen wonder dus dat het zo smal was…
En heeft U wel eens een volgepakte RT op een erg smalle hellingsweg omgedraaid ?? Ik verzeker U, dat is niet prettig !
Via Tobadill wordt het niet wat dus. Weer terug naar Landeck, want ik zal dan ongetwijfeld een verkeersbordje gemist hebben. Niets te vinden daarzo. Eigenwijs neem ik de 180, en bij Urgen keer ik toch maar weer om.
Nergens, maar dan ook nergens dat verrekte See op de borden te zien.
Ik vraag een paar oudjes de weg.
‘Ach ; Sie meinen See im Paznauntal…??’
‘Ja ; dass meine ich…’
‘Na ja ; folgen Sie doch einfach (…) die Schilder Silvretta usw.usw…’
Tja ; en dan is het allemaal niet zo moeilijk meer. See ligt gewoon aan de 188, en is eigenlijk ook zo gevonden. Als je de weg weet…
De RT drukken we op de parkeerplaats van Apart Vivaldi ( linkje ! ), en stappen met inmiddels licht bezwete hoofdjes af. Het is er best warm.
We zijn er ; 994,9 kilometer verder. Geen zadelpijn, geen rugklachten, geen koppijn, maar wel een soort van dorst.
foto ! : …we zijn er ; Apart Vivaldi in See / Paznauntal, Oostenrijk…
Gastheer Jan Wilmink (*) biedt ons direct iets te drinken aan. En graag neem ik de 0,5 ltr. Zipfer in ontvangst.
We praten een beetje bij met het reeds aanwezige motorvolk, en menigeen is blijkbaar onder de indruk van de 994,9 kilometer-aan-1-stuk.
Zelf heb ik (of eigenlijk moet ik zeggen ‘wij’…) er eigenlijk geen last van.
Tuurlijk het was best een lange zit, vanaf iets over 4 in de ochtend, tot aan zo’n 6 uur in de middag. Maar eigenlijk prima te doen.
Net na ons binnen komen rollen, rolt ook Motor-Forumer ‘janc’borg’ binnen, die net terug komt van een dagtoertje. Ik herken hem aan zijn motor, en andersom is hetzelfde aan de hand.
Een kennismaking met deze Jan en zijn vrouw volgt ; een kennismaking die zal leiden tot een regelmatig gezamenlijk ontbijt, en regelmatige gezamenlijke biertjes in de avonduren.
Gastheer Jan wijst ons iets later ‘onze’ kamer in Haus Bergland (omdat zij zelf vol geboekt waren, slapen we letterlijk bij de buurvrouw !), we nemen een douche, hijsen ons in ‘normale’ kleding, en gaan later die avond iets eten bij de schoonzus van gastheer Jan. En gastheer Jan brengt ons daar in een mega-grote Chrysler naar toe. Het zou ook een straf stukje lopen zijn trouwens.
Een prima service dacht ik.
Die pittige (!) schoonzus runt een eettentje iets boven het dorp, en voordat wij het weten zitten we daar met 6 man/vrouw aan de knödel, aan de bratkortoffeln, en aan de (in ons geval, iets te taai gebakken !) plakken vlees.
Maar het smaakt verder prima. De stukken vlees zijn wel een beetje on-Duits/Oostenrijks klein (en dus ook een tikkie taai zoals ik al schreef…), maar de stemming zat er goed in. En dat is ook wat waard.
We werden teruggebracht door een Oostenrijkse meneer (type : beetje soort van lompe boer) in een nogal rammelende Volkswagen bus. En omdat wij dus omhoog waren gebracht, moesten wij nu naar beneden…
Goeie genade ; of die Oostenrijkse meneer had heel erg veel zelfvertrouwen, of de man was zo blind als een Oostenrijks paard. Met gevaar voor 7 levens donderde hij het grindpad naar beneden, en meende waarschijnlijk het plaatselijke snelheidsrecord van See te moeten verdedigen.
Binnen een paar dampende minuten waren we terug bij Apart Vivaldi…
Iets later maken wij ons op voor de nacht.
Morgen weer een dag !
(*) wie bij naam Jan Wilmink een belletje hoort rinkelen, maar het niet helemaal meer weet… ; Jan W. was in 1985 Nederlands Kampioen Enduro.
...morgen dag 2...
Wie : ondergetekende, samen met de ‘eigenwijze echtgenoot’
Motor : BMW R1200RT
Reisdoel : Apart Vivaldi te See, Paznauntal, Oostenrijk
DAG 1 - zaterdag 19 juli 2008
Dagen voordat de daadwerkelijke vakantie zou beginnen had ik angstvallig de weersberichten via www.wetter.de , en www.freemeteo.com in de gaten gehouden. En in het gebied waar wij naar toe zouden gaan, zagen de voorspellingen er tamelijk ongunstig uit. Het was er continue niet warm, en vooral regen zou een motorvakantie tamelijk kunnen verpesten.
Vrijdagavond 18 juli 2008 (’s avonds laat) heb ik voor de laatste keer de voorspellingen gecheckt, en toen pas besloten dat wij met de motor zouden gaan ; en toch maar niet met de auto. Het weer zou er redelijk goed uit gaan zien, met in ieder geval op de heenweg in Duitsland een hand vol kilometers regen vanaf het Ruhrgebied, en een regenvoorspelling op Zondag daar in See.
Gauw de koffers van de motor ingepakt, het ding klaargezet, en een nog een paar uurtjes geslapen.
Het plan was om vooral (ook dus vanwege dat weer) vroeg te vertrekken ; en met vroeg bedoel ik dan 04.00 uur in de ochtend.
See is tenslotte volgens de routeplanner zo’n 940 kilometer ‘sturen’, en ik had vooral geen zin om daar laat aan te komen.
Om 3 uur in de ochtend spring ik mijn bed uit, doe mijn persoonlijke opfris dingen in de badkamer, rammel de eigenwijze echtgenoot wakker, en samen doen we ‘n ontbijtje met een (gekookt) eitje, en een kopje dampende Senseo. Daarna verdwijnen de laatste dingen in de topkoffertas, en die tas proppen we in de koffer. De helmen worden diep over de oren getrokken, de met vragende oogjes aanwezige kat krijgt nog een aai over zijn kop, de deur trekken wij achter ons dicht in het slot, en langzaam boxeren we ons stadje uit.
Het is rond kwart over 4. Het is deze zaterdagochtend behoorlijk stil op de weg, en voor het gevoel duiken wij in een poep-en-een-zucht voorbij het heuvelachtige ’s Heerenberg de landsgrens over.
En zoals ik al schreef ; haast hadden we zeker niet, en om 940 kilometer dragelijk te maken, stoppen we even langs bij een parkeerplek langs de Autobahn.
Zonder reden eigenlijk blijkt achteraf, iets gegeten als in ontbijt hadden we al, en geen van ons beiden had de behoefte om de blaas te legen.
Doorrijden dus maar weer, en potdikke zo’n 5 kilometer daarna begint het zachtjes te spetteren. Om dan ook vlot te veranderen in behoorlijk ordinaire regen. Bij het eerste het beste pompstation de RT onder het afdak gedrukt, en de regenkleding tevoorschijn gehaald.
En daar staat dan weer zo’n ‘wijze’ landgenoot, gehuld in een Harley T-shirt, te roepen dat het best hard regent, en dat hij nog helemaal naar Hockenheim ‘moet’. En dat het de ‘heeeele’ weg nog gaat regenen.
Ik denk : ‘zeur toch niet man ; jij bent met de auto, en als je weersberichten had nagekeken wist je dat het bij Hockenheim allang droog zou zijn…’
Hij vraagt nog : ‘en waar ‘moeten’ jullie naar toe…?’
Ik zeg, terwijl ik moeizaam een regenbroek over de inmiddels iets vochtige lederhose aan het hijsen ben : ‘oooh, richting Italië…’
En dat Italië zeg ik bewust ; om aan te geven dat wij niet van die piepers zijn. Italië klinkt ook verder dan Oostenrijk…
En er is ook geen woord aan gelogen. Want See in het Paznauntal is tenslotte helemaal niet zo ver van Italië, en het is inderdaad ‘die’ richting op…
Hij lacht minzaam.
Ik denk : ‘lul’…
Ongeveer een 200 kilometer regen hebben we daarna nog gehad. Maar omdat het niet overdreven druk was op de Duitse A3 kon het tempo gewoon rond de 120 blijven liggen.
De RT geeft geen krimp, de stemming is nog steeds prima, de helm een beetje nat aan de binnenkant rond het kingedeelte, en heel langzaam piept een zonnetje door een inmiddels minder grauw wolkendek.
En dat laatste is dan geheel conform de weersvoorspelling van freemeteo !
En daar waar het droog is, vullen we de tank, trekken de inmiddels droge regenkleding weer uit, eten een curry-wurst, drinken we wat en strekken vooral even de benen. Ruim 400 kilometer hebben we er inmiddels op zitten, en met zo’n 22 liter nieuwe frisse brandstof aan boord duiken we de A3 weer op.
foto ! : inmiddels is het droog geworden ; wel druk in de ochtend die parkeerplaatsen…
We doen daarna nog een stukje A5, A8 en A7, en waar inmiddels de weg-wijs-borden Reutte staan, reutelen wij Oostenrijk binnen.
Het is achterlijk druk richting Fernpass, en de temperatuur meter in het dashboard geeft een vrolijke 21 graden aan. De ‘eigenwijze echtgenoot’ heeft trouwens hele stukken route niet meegekregen omdat ze lekker (?) heeft zitten wegdommelen achter op de motor.
Blijkbaar is RT rijden voor de duo in ieder geval aangenaam slaapverwekkend…
Die Fernpass dus. Veel te druk, en enorme file’s. Dikke Duitsers in te dikke Duitse automobielen laten vooral de slanke rode toerfiets er maar moeizaam tussendoor. Wellicht denken zij : ‘wir im Stau, du im Stau…’ (of iets van die Duitse strekking).
Wij slaan dan ook af naar Reutte zelf, knorren dwars door dat dorpje, nemen de 198, en slaan bij Elmen links af, en ‘pakken’ onze eerst pass vandaag.
De Hahntenjoch ( linkje ! ) is rustig, en het tempo ligt vrij hoog. Nadat het linkervoetsteuntje, in een linker afdaling het asfalt raakt, mag het wat de ‘eigenwijze echtgenoot’ betreft wel een stukje minder enthousiast.
Zelf kijk ik er trouwens ook van op, want het voetsteuntje geeft tenslotte aan, dat, in dit geval, de linker cilinder dan niet ver meer van het asfalt hangt. En tik je die tegen de grond, kan het minder gezellig aflopen…
Bij Imst drukken we de neus van de RT weer richting Landeck. En vanaf daar gaat het niet goed. Landeck is natuurlijk prima te vinden. Maar See…???
Het komt gewoon niet voor op de borden. Omdat ik denk dat de route via Tobadill een korte is, slaan we dus links af naar dat Tobadill.
Goeie genade, wat een bochtige, en smalle bergweg is dit. Amper 1 auto breed, zonder vangrail, en met gaten naast ons, waar ik liever niet in terecht wil komen.
En dan houdt het op. De weg gaat over in wandelpad ; geen wonder dus dat het zo smal was…
En heeft U wel eens een volgepakte RT op een erg smalle hellingsweg omgedraaid ?? Ik verzeker U, dat is niet prettig !
Via Tobadill wordt het niet wat dus. Weer terug naar Landeck, want ik zal dan ongetwijfeld een verkeersbordje gemist hebben. Niets te vinden daarzo. Eigenwijs neem ik de 180, en bij Urgen keer ik toch maar weer om.
Nergens, maar dan ook nergens dat verrekte See op de borden te zien.
Ik vraag een paar oudjes de weg.
‘Ach ; Sie meinen See im Paznauntal…??’
‘Ja ; dass meine ich…’
‘Na ja ; folgen Sie doch einfach (…) die Schilder Silvretta usw.usw…’
Tja ; en dan is het allemaal niet zo moeilijk meer. See ligt gewoon aan de 188, en is eigenlijk ook zo gevonden. Als je de weg weet…
De RT drukken we op de parkeerplaats van Apart Vivaldi ( linkje ! ), en stappen met inmiddels licht bezwete hoofdjes af. Het is er best warm.
We zijn er ; 994,9 kilometer verder. Geen zadelpijn, geen rugklachten, geen koppijn, maar wel een soort van dorst.
foto ! : …we zijn er ; Apart Vivaldi in See / Paznauntal, Oostenrijk…
Gastheer Jan Wilmink (*) biedt ons direct iets te drinken aan. En graag neem ik de 0,5 ltr. Zipfer in ontvangst.
We praten een beetje bij met het reeds aanwezige motorvolk, en menigeen is blijkbaar onder de indruk van de 994,9 kilometer-aan-1-stuk.
Zelf heb ik (of eigenlijk moet ik zeggen ‘wij’…) er eigenlijk geen last van.
Tuurlijk het was best een lange zit, vanaf iets over 4 in de ochtend, tot aan zo’n 6 uur in de middag. Maar eigenlijk prima te doen.
Net na ons binnen komen rollen, rolt ook Motor-Forumer ‘janc’borg’ binnen, die net terug komt van een dagtoertje. Ik herken hem aan zijn motor, en andersom is hetzelfde aan de hand.
Een kennismaking met deze Jan en zijn vrouw volgt ; een kennismaking die zal leiden tot een regelmatig gezamenlijk ontbijt, en regelmatige gezamenlijke biertjes in de avonduren.
Gastheer Jan wijst ons iets later ‘onze’ kamer in Haus Bergland (omdat zij zelf vol geboekt waren, slapen we letterlijk bij de buurvrouw !), we nemen een douche, hijsen ons in ‘normale’ kleding, en gaan later die avond iets eten bij de schoonzus van gastheer Jan. En gastheer Jan brengt ons daar in een mega-grote Chrysler naar toe. Het zou ook een straf stukje lopen zijn trouwens.
Een prima service dacht ik.
Die pittige (!) schoonzus runt een eettentje iets boven het dorp, en voordat wij het weten zitten we daar met 6 man/vrouw aan de knödel, aan de bratkortoffeln, en aan de (in ons geval, iets te taai gebakken !) plakken vlees.
Maar het smaakt verder prima. De stukken vlees zijn wel een beetje on-Duits/Oostenrijks klein (en dus ook een tikkie taai zoals ik al schreef…), maar de stemming zat er goed in. En dat is ook wat waard.
We werden teruggebracht door een Oostenrijkse meneer (type : beetje soort van lompe boer) in een nogal rammelende Volkswagen bus. En omdat wij dus omhoog waren gebracht, moesten wij nu naar beneden…
Goeie genade ; of die Oostenrijkse meneer had heel erg veel zelfvertrouwen, of de man was zo blind als een Oostenrijks paard. Met gevaar voor 7 levens donderde hij het grindpad naar beneden, en meende waarschijnlijk het plaatselijke snelheidsrecord van See te moeten verdedigen.
Binnen een paar dampende minuten waren we terug bij Apart Vivaldi…
Iets later maken wij ons op voor de nacht.
Morgen weer een dag !
(*) wie bij naam Jan Wilmink een belletje hoort rinkelen, maar het niet helemaal meer weet… ; Jan W. was in 1985 Nederlands Kampioen Enduro.
...morgen dag 2...
Laatst bewerkt: