Cluster 1
Lopen met de motor en gebruik van de standaard.
Achteruit lopend parkeren
Het eerste cluster bestaat uit de oefening achteruit lopend parkeren. In deze verplichte oefening moet de kandidaat aan de rechterzijde van de rijbaan lopen met de motor aan de hand, deze daarna achteruit parkeren in een parkeervak en op de standaard zetten. Vervolgens moet de kandidaat de motor weer van de standaard halen en rechts het parkeervak uitlopen.
(Afbeelding)
Cluster 2
Verrichtingen bij lage snelheid
Langzame slalom
Een verplicht onderdeel van het tweede cluster is de langzame slalom. De tussenafstand van de pylonen is hierbij drie meter. De snelheid is niet aangegeven, maar gezien de geringe tussenafstand ligt een stapvoets tempo voor de hand. Het gebruik van de achterrem en koppeling is bij deze oefening toegestaan. Van belang bij deze oefening is de combinatie van langzaam rijden en het behouden van de balans.
(Afbeelding)
Wegrijden uit parkeervak
Bij deze oefening rijdt de motorrijder vanuit stilstand uit een parkeervak waarna hij een haakse bocht maakt en enkele meters rechtuit rijdt. Het parkeervak is twee meter breed en drie meter lang, de rijbaanbreedte is drie meter. Het belangrijkste van deze oefening is dat je gecontroleerd een scherpe bocht weet te maken, direct na het wegrijden.
(Afbeelding)
Slalom met stops
Bij de slalom met twee stops staan de poortjes links en rechts verspringend achter elkaar met een stop kort voor een linkerbocht en een stop kort voor een rechterbocht. De pylonen staan drie meter uit de aslijn en acht meter achter elkaar. Het gaat bij deze oefening om een combinatie van beheersing van de koppeling, stuurgedrag, kijktechniek en de balans van de bestuurder.
(Afbeelding)
Overige oefeningen
De examinator heeft naast de twee bovenstaande oefeningen ook de keuze uit de volgende oefeningen:
- denkbeeldige acht;
- stapvoets rijden;
- halve draai (links-of rechtsom).
Deze oefeningen zijn nauwelijks veranderd.
Cluster 3
Verrichtingen bij hogere snelheid
Uitwijkoefening
Cluster drie bestaat uit twee oefeningen die beide verplicht zijn. Bij de uitwijkoefening komt de kandidaat met vijftig kilometer per uur aanrijden door de poort. Vijftien meter na de poort moet hij bij een muurtje van pylonen uitwijken. Daarna keert hij of zij weer terug naar de eigen weghelft.
(Afbeelding)
Snelle slalom
Bij de, eveneens verplichte, snelle slalom zijn zes pylonen met een tussenafstand van acht meter opgesteld. Het is de bedoeling om de slalom bij een snelheid van minstens dertig kilometer per uur met trekkende motor vloeiend en gelijkmatig te voltooien.
(Afbeelding)
Cluster 4
Remoefeningen
Noodstop
In het vierde cluster is de noodstop de verplichte oefening. Hier moetje een poortje passeren en bij vijftig kilometer per uur maximaal remmen om zo snel mogelijk tot stilstand te komen. Daarbij mag je de controle over de motor.
(Afbeelding)
Precisiestop
Bij de precisiestop gaat het erom dat de kandidaat bij een snelheid van vijftig kilometer per uur op een aangegeven punt begint te remmen. Daarna moet hij de motor door gelijkmatig remmen zeventien meter verderop tot stilstand brengen. Naast de precisiestop kan de examinator ook nog kiezen voor de stopproef als tweede oefening.
(Afbeelding)
Exameneisen
De kandidaat mag elke oefening bij een negatief resultaat één keer overdoen. Het resultaat van de oefening uit het eerste cluster (achteruit lopend parkeren) telt ook mee. De kandidaat moet van elk van de overige drie clusters er in ieder geval één voldoende hebben. Om te slagen moet de kandidaat in totaal vijf verschillende bijzondere verrichtingen succesvol afronden.