Zo, leuke tijd gehad, eindelijk ook eens weg van al dat corona gedoe en in een klein huisje 's avonds bij de kachel genieten van elkaar. Het had ook nog gesneeuwd, leek wel Scandinavië.
We gaan verder:
Scandinavië en Noordkaap in tijden van corona – motorreis 2020
DEEL 6: GÄDDEDE-WILDERNESS ROAD-KURSFORS (416 km)
Op 9 juli vertrek ik uitgerust en met een paar mooie herinneringen vanuit Gäddede verder naar het Oosten, richting Finse grens. De Vildmarksvagen begint na Jormvattnet aan haar ruwere stuk. Hoe verder ik rij, hoe meer het landschap “versteent”. De bossen worden dunner, de bomen kleiner tot het moment dat er geen boom meer te bekennen is. Toch wel vreemd, want het is hier niet hoger dan 600m, ver onder de boomgrens dus.
Stilaan kom ik op het stuk weg dat alleen open is tussen 6 juni en 15 oktober, soms iets vroeger, dat hangt van het weer af. De eerste week in juni begint het sneeuwruimen met grote sneeuwploegen en -blazers. Zout strooien is er in deze streken niet bij. Ik had gehoord van de sneeuwmuren tot wel zeven meter hoog, die als het ware een tunnel vormen, maar dan zonder dak. Helaas, buiten wat sneeuwplekken hier en daar zijn de muren al weggesmolten. Ze hadden hier een uitzonderlijk warme lente, met temperaturen die eind juni opliepen tot boven de 30°. Hoezo het klimaat warmt niet op?
Veel verkeer is er niet, en het verkeer dat er is zijn vooral campers. Stilaan nader ik de Stekenjokk, met 800 meter het hoogste punt in dit gebied. Het is de koudste plek in Zweden, en het wil er wel eens waaien. In november 2013 werd een constante windsnelheid van 170km/u gemeten tijdens de passage van cycloon Hilde. Zet daar je tent maar eens op. Ik wist trouwens niet dat er zover noordelijk cyclonen konden razen, die verwacht je toch eerder in warme klimaten. Weer iets geleerd.
Ik rij door een desolaat landschap, met naast de weg en op de verder gelegen bergtoppen nog pakken sneeuw. Of is het wel sneeuw? Nee toch? Die Zweden belazeren de boel, ze houden ons voor het lapje. Vandaar Lapland.
Stekenjokk ligt in Saami gebied, bij ons beter gekend als Lapland. Tijdens de zomer grazen hun rendierkudden hier. Het is een beschermd natuurgebied, en Zweden houdt daar strikt de hand aan. In 2012 werd het gebied een paar maanden gesloten voor bezoekers omdat onverlaten het hadden aangedurfd eieren van de hier broedende beschermde vogels te stelen. Het park ging pas terug open nadat de vogels een tweede legsel uitgebroed hadden. Ik zie een wegwijzer naar een heilige plaats voor Saami iets verderop. Er zijn wel meer van die plaatsen in Lapland, meestal nogal toeristisch, maar dit slaat werkelijk alles. Ik zie dat er zo’n 30 campers staan, drie rijen dik. Vreemd genoeg hebben de kampeerders hun stoeltjes, bbq’s en partytenten achter hun campers gezet, waarbij ze dus naar mekaar kijken ipv naar dat prachtige uitzicht. Ik val in herhaling: rare jongens, die camperaars.
Evengoed stop ik even, want het is er natuurlijk wel uitzonderlijk mooi. Ik wandel naar beneden tussen de steenmannetjes en de sneeuw door naar het meertje. De campers zie ik al snel niet meer, en ik voel me even alleen op de wereld. Adembenemend! Ik kom uit bij een smeltwaterriviertje, dat uitmondt in het helderblauwe bergmeer. Het Sami woord Jokk betekent ziets als “blauw water plek” is. Vandaar dus.
Onderweg kom ik dus steenmannetjes tegen, opeen gestapelde stenen die vroeger gebruikt werden als “wegwijzer”. Vreemd, dat verhaal hoorde ik ook in de Sinaï woestijn, zoveel duizend kilometers en zoveel graden warmer hier vandaan. Tegenwoordig zijn het nog enkel toeristen die stenen poppetjes bouwen. Ik zal ze nog wel vaker tegenkomen op deze reis, en er dan een goede foto bijzetten.
Na een klein uurtje wandelen wordt het weer tijd om mijn rode duivels te ontbinden. Ik gooi ik mijn been voorwaarts over het zadel. Dat zwaaien gaat al wat sierlijker, constateer ik tevreden. Oefening baart wel degelijk kunst. In het begin van mijn reis zag het er nog belachelijk uit, kwam ik vaak niet hoger dan dijhoogte. Ik bespaar jullie de details.
Na een halfuurtje rijden zie ik stilaan weer bomen verschijnen. Ik stop nog even en kijk achterom. Toch een van de mooiere stukken natuur die ik ooit gezien heb, hier kom ik nog wel eens terug. Nog een eind verder kom ik bij een mooie trapwaterval. Bij een collega motard las ik dat de hamburgers wel OK zouden zijn. Ik stap dus ook maar af en versterk de inwendige mens. Ze vallen niet tegen, maar ik ben dan ook geen hamburgerman. Een keer per jaar vind ik al genoeg, en die limiet heb ik nu dus gehaald.
Met een gevulde maag rij ik verder, van plan om kilometers te malen. Lyksele en verder naar de Noordoostkust van de Botnische golf is waar ik heen wil. Het plan is om van daar naar het Noorden te rijden en een plek te zoeken waar ik eventueel de grens over kan. Er zijn geruchten dat Finland volgende week weer open gaat, en dan wil ik in de buurt zijn. Noorwegen zou iets later volgen, maar dat zie ik dan wel.
’s Avonds kom uit bij Rännuddens Camping, in de buurt van Norsjö. Het onthaal is meer dan hartelijk. Ik huur een hytte voor twee nachten, daar ben ik weer eens aan toe. Kamperen is nog altijd leuk, maar ik merk dat met ouderdom ook een drang naar wat meer luxe komt. Dit is een hut met een keukentje, twee stapelbedden en elektriciteit. Cooozyy, zou een Fransman zeggen.
Ik wandel wat rond en zie dat dit een grote camping is, 6 ha. lees ik later op een bord. Buiten mij logeren er nog vier Roemeense houthakkers die hier als seizoenarbeider aan de slag zijn. Daarnaast is er nog de zoon van de eigenaar met zijn gezin, die er met een caravan staat. Verder niemand. Eigenlijk ben ik de enige reiziger.
Achter mijn hut is het meer, met sauna. Helemaal voor mij alleen !!! Er liggen ook een paar roeibootjes waarvan ik gebruik mag (en zal) maken en de steiger nodigt uit om een lijntje uit te gooien.
Charlie, de uitbater van de camping, nodigt me die avond uit voor een boottochtje, samen met zijn familie die op bezoek is. Het is meer een drijvend terras, inclusief discobar, BBQ en salon. We varen rond het meer dat uitgestrekter is dan ik op het eerste zicht had verwacht. Charlie komt onverwacht met een fles Bushmills opzetten (voor de niet kenners: de betere Ierse whiskey). Mijn dag kan niet meer stuk. Door heel dat corona gedoe is zijn seizoen om zeep, maar hij laat het niet aan zijn hart komen en blijft lachen. Ik besluit dat Charlie is een held is !
Als ik later die nacht even uit bed en naar buiten moet, ligt er een nevelsluier over het water. Ik waan me even in het Avalon van Merlijn en Morgaine uit de Koning Arthur saga. Of, toepasselijker nog, in het Walhalla van Wodan, Odin, Thor en de Walkuren.
De volgende dag maak ik een lange wandeling door de bossen. Het is er erg stil. Het was me al eerder opgevallen dat je hier in het Noorden weinig vogels hoort. Nog even en ik ga die Duitse koekoek missen.
Later op de dag besluit ik te gaan vissen op het meer. Ik neem een roeibootje en dan blijkt roeien toch minder vanzelfsprekend te zijn dan ik dacht. Het bootje gaat alle kanten op, behalve rechtdoor. Na een kwartiertje begin ik het door te krijgen, het is vooral een kwestie van minder kracht zetten denk ik.
Er zou hier snoek zitten volgens de broer van Charlie. Na een halfuur “werphengelen” heb ik nog steeds geen vis aan boord. ’t Zal een vlezeke worden vanavond. Terug roeien valt tegen, ik ben verder van de steiger dan ik dacht en door mijn belabberde stuurmanskunst leg ik dubbel de afstand af. Soit, goed voor mijn biceps (en de volgende twee dagen herinneren stijve bovenarmen me daar aan).
In plaats van vis, rooster ik voor het avond eten een stuk spek boven een vuurtje. Ook lekker. Die uitschuifbare spies van Tanja komt van pas. Ik geniet nog van de lange avond en ga veel later slapen dan ik van plan was. Morgen rijden we weer.
Het inpakken van mijn koffers gaat al wat sneller, mijn spulletjes lijken zich elk een vaste plek veroverd te hebben. Toch zit het allemaal wat krap. Voor ik de baan opdraai neem ik eerst afscheid van Charlie, die me nog een zelfgebakken taartje en koffie voorzet. Bij het afrekenen voor mijn verblijf, staat de whiskey en het taartje niet op de rekening. Ik sta erop om tenminste voor de koffie en de taart te betalen, maar hij wil er niet van weten. Als mevrouw Charlie toevallig binnenkomt, duw ik wat euro’s in haar handen. “Voor de spaarpot van de kleindochter!”. Geen oma die dat kan weigeren.
Ik neem lachend afscheid, en zie ze mij in de spiegels nazwaaien.
Gas erop nu, de Poolcirkel wenkt.