In deze tijden is het maar beter om niet aan de zomer te denken, dus denk ik maar aan afgelopen zomer. Ik vrees ook dat ik mijn avontuur voor dit jaar alvast gedag kan zwaaien. Tot overmaat van ramp is ook mijn huidige motor even uit de running (italiaans-KUCH-stuk-KUCH-schroot-KUCH, ai die zat even dwars), dus probeer ik mijn reisverslag maar af te maken.
Dag 8 - Lago di Garda
Tijdens het ontbijt kwamen wat bezinnende gedachten te boven over hoe ik de laatste dag in de Dolomieten het beste kon besteden. Ik ben hier vanuit het noorden gekomen, eergister naar het oosten geweest, gisteren naar het westen en dus rest alleen het Lago di Garda naar het zuiden nog. Geen slecht vooruitzicht, het water kan misschien ook voor wat verkoeling zorgen. De BMW komt weer tot leven met een kort kantelmoment van de boxer, iets waar je overigens geen last van ondervindt tijdens het rijden. Op de route zou ik nogmaals de hillclimb van Trento-Bondone kunnen doen, een mogelijkheid die ik natuurlijk niet laat liggen. Eenmaal daar aangekomen wekt deze racebaan de innige racecoureur in mij op en stijg ik als een raket naar het dorp Canbrai. Daar neem ik dit keer een andere route, in de richting Lasino. Eerst klimt de route verder via een groot aantal haarspeldbochten gevolgd door een schitterende afdaling met vooral snelle en lange bochten. Vanaf Lasino rij ik naar Riva del Garda met zijn jachthaven en bekende kasteel.
Vanaf het Garda meer volg ik de SS421, een mooie weg met wat bochtenplezier en mooie uitzichten terug op het gardameer. Ik zet koers naar Val Rendena, met aansluitend een lage pas die beter bekend is voor zijn skigebieden. Het valt op dat het in deze vallei niet zo warm is als de rest. Ik besluit in het ski-oord Madonna di Campiglio mijn pauze in te lassen.
Vanaf de Val Rendena is het niet heel ver meer terug naar het pension. Nog eenmaal scheur ik de passo di Palado naar boven en rijd ik het terrein van Albergo Aurora weer op. Opsommend vind ik de Dolomieten erg leuk om te rijden, het is er bovendien erg mooi en er zijn veel kanten die je vanuit hier op kan. De temperaturen die tegen de 40 graden liepen hebben mijn routes wel flink ingekort om het toch het beste van te maken, dus ik kan stellen dat ik wel wat stukken gemist heb. Toch blijf ik bij mijn eerdere punt dat in mijn top drie motorgebieden de Dolomieten op plek drie staat. Op 1 staat nog steeds de Ardeche/Drome en op 2 Vogezen/Zwarte Woud. Ook de nummers 2 en 3 blijven natuurlijk dikke aanraders.
Dag 9 - Vervolg Deutsche Alpenstrasse
Terugrijdend naar Oostenrijk kan ik nog eenmaal de Jaufenjoch pakken, de geweldige pas waar mijn entree in de Dolomieten zo goed mee begon. Bovenop de pas had zich weer een leger aan motoren verzameld, dit keer ook veel custom nakeds en opvallend veel bmw retro-gevallen met oostenrijks kenteken. De route gaat verder langs Brennerpas (waar file stond) via de B-weg die daaronder en naast ligt. Dat beviel erg goed, er was haast geen kip en in tegenstelling tot de snelweg die dag ook sneller, mazzel! Scheelt nog tol ook. Eigenlijk was het plan om een heel stuk verder de Oostenrijkse grens te passeren via de Großglockner pas, maar dat bleek toch een te ambitieus plan met de nog steeds erg hoge temperaturen (zoals zo vaak de afgelopen dagen).
Mijn stille hoop dat het aan de Oostenrijkse zijde beter zou zijn kwam uit, een stuk aangenamere temperatuur van onder de 30. Eenmaal bij Innsbruck tik ik het adres in van een BMW dealert die ik van tevoren had opgezocht. Had verwacht dat de concentratie BMW dealers per vierkante meter hier wel wat hoger zou liggen maar dat viel tegen, het was de enige zaak in de wijde omtrek. Op de deur van het bedrijf staan de openingstijden: Samstag (vandaag dus) 08:00 - 12:30. Ik kijk op mijn smartphone 5 over half een, natuurlijk... De tent was potdicht, werkelijk geen hond te bekennen op het terrein van de gedeelde BMW motor- en autozaak. Toch wel een rare tijd om dicht te gaan, maar na even zoeken op google naar bedrijven in de buurt bleek iedereen rond deze tijd te sluiten. Rare lui die Oostenrijkers, kwam Seys-Inquart hier niet vandaan?
Dan maar wat benzinestations af gaan want morgen wordt het zeker geen succes. Even verder kom ik een bemand station tegen waar ze weliswaar geen boxer olie hebben maar wel iets dat daarop lijkt gelukkig, het zal er mee door moeten. Ik start de motor en rij de weg op, ik trek vlot op maar plots valt de motor dood, ik kijk naar het display, geen display. What the fuck. Startknop werkt ook niet. Ik rol een weiland in want een andere uitwijkmogelijkheid ontbreekt. Eenmaal tot stilstand gekomen valt er even een stilte. Wat kan er in hemelsnaam mis zijn? Ik kijk schuin naar het blok, niets te zien en niets te ruiken. Per ongeluk de killswitch aangeraakt? Nee staat op lopen. Vervolgens valt mijn oog op het contactslot. De sleutel staat in de OFF positie. He? Ik draai het contactslot om en start de motor, de bmw bromt weer tot leven. Op de een of andere manier had ik het voor elkaar gekregen om het contactslot, bij het wegrijden van het benzinestation, in een soort halve ON positie te verdraaien, waarna hij vanzelf is teruggesprongen naar de off stand. Ik kon het ook gelijk reproduceren, gelukkig, want in de verte kon ik al een fata morgana in de vorm van een ADAC busje herkennen. Brrr, de gele hel, niet aan denken.
Vanaf Innsbruck rijd ik naar Oberaudorf om de Deutsche Alpenstrasse te vervolgen. Het Hans en Grietje gehalte is hier hoog, Veel houten alpenhuisjes met weilanden vol milka-koeien en goede wegen. Deze streek heeft sowieso wat sprookjesachtigs met alle kastelen en uitzichten op de Alpen. De weg bevalt goed, lekker strak asfalt, veel snelle bochten en een hoog tempo. Op mijn tomtom check ik de kaart wanneer ik ongeveer ter hoogte van het gehucht Tatzelwurm (
Tatzelwurm - Wikipedia, geinig) voor een bord staat dat zegt MOTORRÄDER VERBOTEN SA-SO. Ze hebben het voor elkaar gekregen het mooiste stuk van de route onklaar te maken, nee toch. De omleiding is ook nog eens mijlen ver om. Op het moment dat ik de opties bedenk (waarin zeker een variant zat met rhetorische vraag of ik van oom agent de fiets van mijn opa terug mag) komen er een aantal Duitse motorrijders voorbij die mij zien staan met TomTom in de hand naast het bord en mij mee-wuiven. Jawohl, samen sterk.
[correctie, zit verkeerd met de dagen, het verbod is nabij de Walchensee die ik de dag erop zou rijden (en dus niet bij Tatzelwurm/Schliersee) en geldt voor motoren en alleen in het weekend. Toch laat ik dit hier zo even staan want het hoort bij de Alpenstrasse, het verloop van de reis wil ik enkel kort samenvatten]
De route loopt verder langs de Schliersee en de Tegernsee. Hier werd mij als Zeeuw duidelijk waarom Duitsers zo massaal naar onze Zeeuwse stranden komen. Het meer zag letterlijk zwart van de mensen, met nog een veel groter gevolg dat aan de overgang van rots naar water zat, van een kiezelstrand was hier zelfs geen sprake. Elke steen werd bedekt door een handdoek of roodaanlopende ouder die een zwemband aan het opblazen was. Wat een tragedie, maar dit is alles wat je hier hebt. Van opschieten is hier trouwens geen sprake.
Ik stop zelf verderop bij het Sylvensteinstausee, een stuwmeer gevoed door de rivier Isar. Hier bovenop de stuwwand heb je een heel mooi panoramazicht over het meer en de omgeving. Terwijl ik de nootjesvoorraad weer aan sla komt een zeer elegante zilverkleurige Mercedes 300SL aanrijden en stopt pal voor mijn neus tegenover aan de straatkant. Hij doet dit op het moment dat twee fietsers van het trottoir weer hun reis willen hervatten en verspert hen de weg. De fietsers en de bestuurder wisselen wat zure reacties, in de tussentijd heb ik de auto al goed kunnen inspecteren. Het is een originele, waarde vandaag de dag? Een slordige 1 miljoen euro.
Een gesprekje met de eigenaar bevestigd het, hij rijd er zelden mee. Ik schatte hem eind 40 begin 50 en vroeg waarom deze mercedes hem zo interesseerde, de auto is namelijk ouder dan hijzelf. Hij vond de SL het toppunt van design en performance en dat stond als een kroon op zijn eigen werk. Ik heb niet meer gevraagd wat hij nou precies deed, hij kwam mij op de een of andere manier wel bekend voor. Maar goed, ik had eigenlijk meer interesse in de auto dan in zijn persoon.
Een kleine 20 minuten later sta ik bij mijn overnachtingsadres. Een thais restaurant/pension met ruime kamers en zelfs een eigen tuin met stoelen, geweldig. Bij de balie had ik zo geregeld dat ik mijn motor in de garage kon zetten maar had wel wat moeite met het regelen van het ontbijt. Het bedrijf werd namelijk gerund door de hele familie, en iedereen had zo zijn eigen taak. De gastvrouw was zeer vriendelijk en goed verstaanbaar, maar een van de andere leden van de familie deed de kamers en sleutels enzo en daar moest ik maar naartoe. Hij was niet zo goed te verstaan en hij had het maar over “fruttuk”. Ik begreep er geen snars van, maar hij bleef het herhalen, fruttuk fruttuk fruttuk. OH, Frühstück, ja graag maar hij legde ook de klemtoon helemaal verkeerd daarom had ik geen idee. Ach we konden er wel om lachen. Het eten was fantastisch, iets met geroosterd en gesneden varkensvlees en noedels maar dan echt goed. Ik duik er vroeg in en met de gedachte van een 300SL op mijn oprit gaat de schakelaar uit.